Maandag 10 augustus 2015

Water drinken is goed; is veel water beter?

Over de hoeveelheid vloeistof die kan worden ingenomen is op basis van de literatuur geen eenduidig antwoord te geven. Het is echter duidelijk dat de vier aannamen die lange tijd de visie op drinken tijdens inspanning beheersten (de eerste veronderstelling hierbij was dat al het gewicht dat men verliest tijdens inspanning moet worden aangevuld; - ten tweede werd verondersteld dat het dorstgevoel de echte vloeistofbehoefte zou onderschatten.
Artikel, verschenen in Geneeskunde & Sport, 2, 2006 A.G. van der Niet. Hyponatremie, dehydratie, waterhuishouding, vloeistofinname, drinken

Over de hoeveelheid vloeistof die kan worden ingenomen is op basis van de literatuur geen eenduidig antwoord te geven. Het is echter duidelijk dat de vier aannamen die lange tijd de visie op drinken tijdens inspanning beheersten (de eerste veronderstelling hierbij was dat al het gewicht dat men verliest tijdens inspanning moet worden aangevuld; - ten tweede werd verondersteld dat het dorstgevoel de echte vloeistofbehoefte zou onderschatten. De mens vervangt tijdens inspanning niet al het verloren vocht door middel van vrijwillige vochtinname, een proces dat bekend staat als ‘vrijwillige dehydratie’ - daarnaast werd ervan uit gegaan dat de vloeistofbehoefte van elke atleet altijd hetzelfde zou zijn, zodat een algemeen advies kon worden gegeven; - en als laatste werd verondersteld dat een grote vloeistofinname tijdens inspanning geen schade kon veroorzaken) niet meer voldoen. Het door het American College of Sports Medicine gehanteerde advies dat de atleet tussen de 600 en 1.200 milliliter per uur moet drinken lijkt, zeker voor de wat kleinere atleet, een te grote hoeveelheid. De vloeistofbehoefte is voor iedereen verschillend. Drinken naar believen geeft deze vloeistofbehoefte wellicht het beste aan. Voor de recreatieve atleet lijkt een vloeistofinname tussen de 400 en 800 milliliter per uur een goed advies om zowel ernstige dehydratie als hyponatremie voorkomen. Voor de topsporter zijn misschien zelfs kleinere hoeveelheden voldoende. De ervaren topsporter drinkt vrijwillig ongeveer 500 milliliter per uur. Atleten zullen wellicht niet snel inzien dat er een verschil is tussen het maximaliseren en optimaliseren van de vloeistofinname tijdens inspanning. Coaches en wedstrijd-organisatoren zullen daarom de atleten moeten leren om adequaat en niet overmatig, vloeistof in te nemen. Voor het opstellen van een individuele hydratiestrategie is het van belang een aantal factoren te weten te komen, zoals de zweetgevoeligheid van de atleet, de mate van acclimatisatie en de inspanningsintensiteit. Een hulpmiddel bij het vaststellen van het hydratieniveau van de atleet is de kleur van de urine te controleren. Er bestaan daarnaast verschillende methoden om per individu met behulp van gewichtsveranderingen de zweetproductie te berekenen en vast te stellen wat een optimale hydratie bewerkstelligt. Geen of minimaal gewichtsverlies na een inspanning als een Ironmantriatlon duidt mogelijk op overhydratie. Weten wat en hoeveel vloeistof een atleet moet innemen tijdens de inspanning, vereist ervaring en kennis van het lichaam. De juiste hoeveelheid vloeistof drinken tijdens langdurige inspanning is iets wat men moet trainen!