Woensdag 30 september 2015
Tijdens een loopband inspanningstest zijn van vijf elite wegatleten, tien wegatleten in universiteitscompetitie en tien ongetrainde universiteitsstudenten het hartminuutvolume (HMV) en slagvolume (SV) van de linkerkamer bepaald. De inspanningstest bestond uit een warming-up van drie minuten (op 40% van hun VO2max) en drie minuten rennen op een snelheid die goed te verdragen is, waarbij de loopband iedere drie minuten 2 tot 3% schuiner gezet werd, totdat uitputting bereikt was. De elite wegatleten hadden een hogere VO2max, HMVmax en SVmax dan de universiteitsatleten, en van deze laatsten waren de drie genoemde grootheden weer hoger dan van ongetrainde studenten. De drie groepen lieten een lineair verband zien tussen HMV en hartfrequentie, al liep de hellingscoëfficiënt van deze relatie af in de volgorde: elite atleten > universiteitsatleten > ongetrainden. De relatie tussen SV en hartfrequentie is alleen lineair voor elite atleten; voor universiteitsatleten en ongetrainde studenten geldt dat bij een hartfrequentie ³120 min-1 het SV niet meer toeneemt. Dus alleen toprenners zijn in staat bij hoge hartfrequentie (³140 min-1) hun SV te vergroten bij stijgende hartfrequentie, terwijl getrainde atleten die in universiteitscompetitie uitkomen en ongetrainde studenten boven een hartfrequentie van 120 min-1 al een maximum SV bereikt hebben (resp. Å140 mL/slag en Å120 mL/slag).
Onderzoek: Zhou B., et al. stroke volume does not plateau during graded exercise in elite male distance runners.
Med Sci Sport Exercise 2001;33:1849-1854.