Donderdag 09 juli 2015
Onderzocht werd het verwijspatroon van huisartsen naar intramuraal werkzame sportartsen met als doel een inventarisatie van de huidige situatie. Er is gekeken naar de kenmerken van de verwezen patiënten, de periode tussen het bezoek aan de huisarts en de verwijzing naar de sportarts, de reden van verwijzing en naar de door de sportarts gestelde diagnose. Er werden, in twee perioden van elk twee maanden (in 2000 en 2003), vragenlijsten gestuurd naar alle verwijzende huisartsen en de door hen nieuw verwezen patiënten. Ook werd er informatie gehaald uit de brief van de sportarts aan de huisarts. Informatie uit 123 gepaarde vragenlijsten werd verwerkt. Meer dan de helft van de patiënten (52%) was vóór verwijzing naar de sportarts al door de fysiotherapeut behandeld. Een derde van de patiënten was meer dan zes maanden vóór het bezoek aan de sportarts voor de eerste keer met hetzelfde probleem bij de huisarts geweest. De voornaamste reden van verwijzing was diagnostiek. Een kwart van de verwijzingen vond plaats op verzoek van de patiënt en/of de fysiotherapeut. De meest gestelde diagnosen door de sportarts zijn: surmenage, tendinose/ tendinitis/ tendinopathie, patellofemoraal pijnsyndroom, verrekking, verstuiking en meniscus-/kniebandlaesies. Huisartsen verwijzen vooral patiënten met langdurige, geleidelijk ontstane, sportgerelateerde problemen naar een sportarts. Bij de meerderheid is de fysiotherapeut vóór verwijzing naar de sportarts als behandelaar opgetreden. De sportarts diagnosticeert in die gevallen vooral surmenageletsels.