Vrijdag 20 juli 2018
Er zijn grote individuele verschillen in regelmatig sportgedrag. Deze verschillen kunnen verklaard worden door erfelijke componenten, die vooral in de adolescentie een grote rol spelen. In het proefschrift van Nienke Schutte wordt inzicht gegeven in deze erfelijke componenten van sportgedrag. Hiermee wordt het model van de Geus en de Moor (2008), dat inzicht biedt in de erfelijke componenten van sportgedrag, uitgebreid.
In het onderzoek werden tweelingen (in de leeftijd 16-18 jaar) geïnterviewd over hun leefstijl en werden fitheidstesten en (sub)maximale inspanningtesten bij hen afgenomen. Drie jaar later werden ze gevraagd naar het sportgedrag. In deze leeftijdgroep wordt meer dan de helft van de verschillen in sportgedrag verklaard door genen. Uit de resultaten blijkt dat de netto balans van positieve en negatieve gevoelens die mensen ervaren als zij gaan sporten doorslaggevend is in het voorzetten of beëindigen van regelmatig sporten. De individuele verschillen in gevoel tijdens en na submaximale inspanningstesten wordt voor 12-37% verklaard door genetische verschillen. Meer positieve gevoelens, kalmte en energie na inspanning zijn geassocieerd met meer regelmatig sportgedrag. Bekwaamheid beïnvloedt de balans tussen positieve en negatieve gevoelens. Fitheid is de belangrijkste factor voor bekwaamheid voor sport. Componenten van fitheid zoals knijpkracht en flexibiliteit worden 50-72% erfelijk bepaald. Deze fitheid en bekwaamheid hangen samen met hoeveel je drie jaar later sport.
Nienke Schutte promoveerde op 22 september 2017 aan de VrijeUniversiteit Amsterdam.