Woensdag 22 juli 2015

Sportdeelname en acute sportblessures in Nederland: Trends in de periode 1986 tot en met 1998

Uit drie landelijke survey’s bleek dat over de periode van 1986-1998 het totale aantal sporters in Nederland groeide van 4,5 naar 7,3 miljoen.
Onderzoeksartikel, verschenen in Geneeskunde & Sport, 2, 2004. S.L. Schmikli, G.J.P. de Wit, F.J.G. Backx. Trefwoorden: trends, survey’s, ongevallen, sportblessures, sportdeelname, arbeidsverzuim, medische consumptie, epidemologie

Uit drie landelijke survey’s bleek dat over de periode van 1986-1998 het totale aantal sporters in Nederland groeide van 4,5 naar 7,3 miljoen. Het overgrote deel van de groei (82%) kwam voor rekening van de ongeorganiseerde sport. De sterke groei van het aantal sporters vertaalde zich niet in een evenredige groei van het aantal acute sportblessures (dat bleef tussen 2,3 en 2,5 miljoen). Ofschoon de sporters per week iets minder uren sportief actief waren (van 3,4 naar 3,1 uur per week), nam de totale tijd die werd besteed aan sport flink toe. Het risico op een acute sportblessure daalde van 2,3 naar 1,1 acute sportblessures per 1.000 uren sportdeelname. Acute blessures aan de enkel en knie, hoofdzakelijk verstuikingen, verrekkingen/scheuringen en kneuzingen, voerden de boventoon. Het percentage acute blessures dat medische zorg kreeg daalde van 44% naar 38%. De totale vraag naar medische zorg over de onderzoeksperiode veranderde niet. Het arbeidsverzuim vertoonde een daling. Per saldo zijn dit sterke aanwijzingen dat sportdeelname in toenemende mate heeft geleid tot besparingen op de totale medische kosten en het arbeidsverzuim in Nederland.