Woensdag 05 augustus 2015
Fysieke training wordt patiënten met chronisch hartfalen aangeraden. Training lijkt met name op de skeletspieren een gunstig effect te hebben. De doelstelling van dit proefschrift is het ontrafelen van dit nuttige effect op spierniveau. In het proefschrift worden zaken besproken als de determinanten van het maximale prestatievermogen bij patiënten met chronisch hartfalen. Er wordt een relatie gevonden tussen het maximale prestatievermogen, de omvang van de quadriceps en de functie van de bovenbeenspieren. Dit bevestigt de ‘spierhypothese’, namelijk dat het prestatievermogen van patiënten met chronisch hartfalen voornamelijk bepaald (en beperkt) wordt door de functie van de skeletspieren en niet zozeer door de hartfunctie. Er wordt ingegaan op de determinanten van insulinegevoeligheid bij chronisch hartfalen. Bodymass index en leeftijd blijken de belangrijkste bepalende factoren te zijn. Verder wordt de situatie besproken van patiënten met chronisch hartfalen die gedurende 26 weken een trainingsprogramma volgen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het trainingsprogramma verlies van spiermassa kan voorkomen, resulterend in een behoud van het prestatievermogen van de patiënten in de trainingsgroep. Na een uitstapje naar spierprestatie in relatie tot de expressie van het plasma IGF fenotype, wordt ook een overzicht gepresenteerd van de onderzoeken die er zijn gedaan naar training bij patiënten met chronisch hartfalen en de richtlijnen Hartrevalidatie. Belangrijke bevindingen zijn: 1. Patiënten met chronisch hartfalen (NYHA klasse I-III) die medicamenteus optimaal ingesteld zijn hebben baat bij fysieke training. 2. Het is aan te bevelen dat stabiele patiënten met chronisch hartfalen deze sportieve training hun gehele leven continueren. Een boeiend onderzoek op een nog relatief onbekend terrein. Senden heeft hier op zijn eigen wijze laten zien dat (top-) sport en cardiologie goed samen kunnen gaan.