Woensdag 27 juli 2016

Poliklinische longrevalidatie voor patiënten met COPD. De ontwikkeling van een evidence based draaiboek, een samenwerking tussen longgeneeskunde en sportgeneeskunde

Poliklinische longrevalidatie is een bewezen effectieve interventie voor patiënten met Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD). Het verbetert de kwaliteit van leven, de mate van dyspneu en het inspanningsvermogen. Ook vermindert longrevalidatie stress, angst en depressies.
Overzichtsartikel verschenen in Sport & Geneeskunde, 3, 2011. M. Naeff, R. Janssen, I.C. de Backer, I.T.J. Hendriks. Trefwoorden: Chronic Obstructive Pulmonary Disease, COPD, dyspneu, comorbiditeit. hartfalen, gewrichtsproblemen, oefentherapie, krachttraining, intervaltraining, duurtraining, inademingsspieren, duurtraining,

Samenvatting

Poliklinische longrevalidatie is een bewezen effectieve interventie voor patiënten met Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD). Het verbetert de kwaliteit van leven, de mate van dyspneu en het inspanningsvermogen. Ook vermindert longrevalidatie stress, angst en depressies. Sportgeneeskunde heeft in de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met het revalideren van patiënten met chronische ziekten zoals hartfalen en kanker. De afdeling longziekten van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis heeft op basis van recente literatuur en in samenwerking met de afdeling sportgeneeskunde, een draaiboek geschreven voor poliklinische longrevalidatie bij COPD patiënten.

Summary

Outpatient pulmonary rahabilitation is effective in patients with Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD). It improves health-related quality of life, dyspnea and exercise tolerance. Pulmonary rehabilitation decreases stress, anxiety and depression. In recent years, sports medicine gained experience in rehabilitation for patients with chronic illnesses, such as heart failure and cancer. The departments of pulmonary medicine and sports medicine of the Canisius Wilhelmina Ziekenhuis have developed a protocol for pulmonary rehabilitation for patients with COPD.

Inleiding

COPD is een chronische, veel voorkomende aandoening in Nederland. Er zijn ruim 300.000 mensen in Nederland met gediagnosticeerd COPD (bron: RIVM, 2007). Met behulp van de BODE index (BMI, mate van obstructie (FEV1), mate van dyspneu en 6 minuten wandeltest (6MWT)) kan een inschatting van de overleving gemaakt worden.1 Stoppen met roken is een belangrijk onderdeel van de therapie bij COPD, evenals medicatie. Ook poliklinische longrevalidatie voor patiënten met COPD is bewezen effectief. Al langer hebben de verscheidene astmacentra in Nederland de mogelijkheid tot klinische en/of poliklinische revalidatie. De laatste jaren zien ook algemene ziekenhuizen steeds meer de noodzaak en de toegevoegde waarde in van een poliklinisch revalidatietraject voor COPD patiënten. Bij longrevalidatie is er sprake van een gerichte en gestructureerde behandeling aangestuurd door een interdisciplinair team, onder supervisie van een medisch specialist.
De indicatie voor poliklinische longrevalidatie is vooralsnog voorbehouden aan patiënten met minimaal COPD Gold II (tabel 1) en een Modified Medical Research Council (MMRC) dyspneu score ≥ 2 (tabel 2). Bij patiënten met een beginnend COPD wordt gekozen voor longreactivatie door middel van een verwijzing naar de fysiotherapeut in de thuissituatie.

De sportarts heeft specifieke kennis op het gebied van belasting en belastbaarheid bij sporters en bij chronisch zieke patiënten, wat ook goed gebruikt kan worden bij deze patiëntengroep.2 Bekend is dat patiënten met COPD gemiddeld minder spiermassa en spierkracht hebben dan gezonden.3-7 Patiënten met COPD worden lichamelijk vaak niet alleen beperkt door hun ventilatoire beperking maar ook door co-morbiditeit, zoals hartfalen, gewrichtsproblemen, onder- of overgewicht. In dit artikel wordt ingegaan op de bewijsvoering voor longrevalidatie, de testen, de inhoud van de oefentherapie, de rol van de paramedische specialismen en de rol van de sportarts. In het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis is het poliklinisch revalidatieprogramma zoals beschreven in dit artikel van start gegaan in februari 2011.

Literatuuronderzoek

Allereerst is er literatuuronderzoek gedaan naar de effectiviteit van poliklinische longrevalidatie bij patiënten met COPD.

Zoekstrategie

In de ‘Cochrane databases of systematic reviews’ werd gezocht met de volgende zoekterm:‘COPD and pulmonary rehabilitation’. In de PubMed database werd gezocht met de zoektermen “Pulmonary Disease, Chronic Obstructive” [MeSH Major Topic] AND ‘Pulmonary rehabilitation’ (van 1995–2011). Artikelen in een andere taal dan Engels of Nederlands werden geëxcludeerd.

Zoekresultaten

In ‘Cochrane databases of systematic reviews’ zijn 3 systematische reviews over (onderdelen van) longrevalidatie gevonden.8-10 Deze artikelen zijn meegenomen in het verdere literatuuronderzoek.
De zoektermen in Pubmed leverden 1359 resultaten op, waarvan 317 reviews. De literatuur werd gescreend op de titel en/of inhoud van het abstract. De 24 meta-analyses die sinds 2000 verschenen zijn over (onderdelen van) longrevalidatie bij COPD zijn allen meegenomen in het literatuuronderzoek. De overige gebruikte artikelen (reviews, RCT’s en een cross-sectionele studie) zijn uiteindelijk geselecteerd op basis van relevantie, datum van verschijnen en impact factor van het tijdschrift waarin het verschenen is. De landelijke CBO-(Centraal Begeleidings Orgaan) richtlijn ‘diagnostiek en behandeling van COPD’ is toegevoegd aan de lijst met artikelen, omdat bij onvoldoende bewijsvoering de mening van deze werkgroep aangehouden werd. 

Resultaten

Of een bepaald onderdeel is opgenomen in het uiteindelijke protocol hing af van de sterkte van de bewijsvoering (tabel 3a en 3b).

Effectiviteit

Longrevalidatie is bewezen effectief bij patiënten met COPD in alle ernstgroepen.11,12 Het heeft een positief effect op de kwaliteit van leven, mate van dyspneu en is geassocieerd met vermindering van stress, angstgevoelens en depressie.8,13 Er is onvoldoende bewijs dat longrevalidatie invloed heeft op de overleving.13

Oefentherapie

Oefentherapie kan bestaan uit een combinatie van8,13-22:

  • krachttraining (onderste en bovenste extremiteit);
  • intervaltraining;
  • duurtraining;
  • op indicatie kunnen ook de inademingsspieren getraind worden.

Oefentherapie is effectief bij een duur van 6-12 weken, minimaal 3 x per week (waarvan één maal thuis).8,23
De intensiteit van de oefentherapie moet zo hoog mogelijk liggen (60-80% van de maximale zuurstofopnamecapaciteit
(VO2max) of van het maximaal geleverde vermogen (Wmax)).8,24,25 Intervaltraining is even effectief als duurtraining en ook geschikt voor patiënten met ernstig COPD.17,20,25

Educatie

Educatie is effectief als onderdeel van een revalidatieprogramma. Actieve patiënt participatie, kennis van het ziektebeeld en zelfmanagement zijn hier de belangrijke onderdelen van.13

Psychosociale interventies

Hoewel er bij patiënten met COPD een relatief hoge prevalentie van depressie en angststoornissen is, is er geen bewijs voor de effectiviteit van psychosociale interventies als onderdeel van een revalidatieprogramma.13 Recent onderzoek heeft aangetoond dat longrevalidatie zonder psychosociale interventie depressieve gevoelens en angststoornissen al kan doen verminderen.26

Voedingssupplementen en diëtetiek

Bij 20-35% van de patiënten met COPD gold III-IV is er sprake van ondervoeding.27 Een meta-analyse van Ferreira heeft echter aangetoond dat voedingssupplementen (vaak extra koolhydraten) geen effect hebben op de longfunctie, het inspanningsvermogen, de kracht van de ademhalingsspieren of de kwaliteit van leven van patiënten met COPD.28 In de meest recente richtlijn ‘diagnostiek en behandeling van COPD’ (2010) beveelt het Centraal BegeleidingsOrgaan (CBO) een dieetinterventie aan bij patiënten met ongewenst gewichtsverlies tijdens een revalidatieprogramma. De dieetinterventie dient gericht te zijn op het herstellen van de energiebalans, het voorkomen en het corrigeren van ondergewicht en op het verbeteren van de functionele toestand.29 Recent onderzoek heeft ook aangetoond dat indien voedingsadviezen van een diëtist opgevolgd worden dat het gewicht, kwaliteit van leven, de mate van dyspnoe en de functionele status van COPD patiënten verbeterd wordt.30

O2-gebruik tijdens training

Bij patiënten zonder inspanningsgerelateerde hypoxemie is er onvoldoende bewijsvoering voor standaard toediening van zuurstof tijdens inspanning. Een recente meta-analyse bij deze patiëntengroep toont aan dat er geen significant verschil is in maximale inspanning, 6 minuten wandeltest, kwaliteit van leven of oxygenatie.9 Voor patiënten met inspanningsgerelateerde hypoxemie tijdens inspanning wordt wel aangeraden om tijdens inspanning zuurstof te suppleren.29

Niet-invasieve ventilatie (NIV) tijdens training

Overbelasting van de ademhalingsspieren in combinatie met verminderde perifere spierkracht hebben een belangrijke bijdrage aan dyspneu d’effort bij patiënten met COPD. Niet-invasieve ventilatie (NIV) zorgt voor vermindering van deze  ademarbeid. Recent onderzoek laat zien dat NIV tijdens training kan zorgen voor een betere inspanningstolerantie bij patiënten met ernstig COPD. Of ook kwaliteit van leven, mate van dyspneu en overleving verbetert is nog onvoldoende onderzocht.31

Kosten-baten

Hoewel uit meta-analyse blijkt dat er nog slechts beperkt bewijs is voor de kosten-effectiviteit van longrevalidatie, zijn er meerdere onderzoeken die aangeven dat poliklinische longrevalidatie zorgt voor minder ziekenhuisopnames, kortere duur van de ziekenhuisopnames, minder excacerbaties en aldus minder kosten.13,32-34

Testen en meten

Verschillende testen en metingen worden geadviseerd om voorafgaand, tijdens en na afloop van het revalidatieprogramma te verrichten. De testen en metingen worden voorafgegaan door een algemene en psychosociale anamnese. De body mass index (BMI) en de vetvrije massa (VVM) zijn gevalideerde metingen die bij patiënten met COPD van belang zijn om tijdens de trainingen te vervolgen.35,36 Hetzelfde geldt voor de 6MWT en voor de submaximale inspanningscapaciteit, welke goed correleren met de kwaliteit van leven van patiënten.37,38
Spiro-ergometrie heeft een centrale plaats in de longrevalidatie. Doelen van spiro-ergometrie zijn: vaststellen van het pathofysiologisch profiel, de target trainingsintensiteit en de veiligheid van lichamelijke inspanning. De onderbouwing van de noodzaak tot spiro-ergometrie blijkt voornamelijk consensus based.
Vervolgens is het belangrijk om spierkracht voorafgaand aan het trainingsprogramma in kaart te brengen. Bij patiënten met COPD is een verminderd niveau van spierkracht geassocieerd met een slechtere prognose en ook met een verminderde mate van ADL zelfstandigheid. Tussentijds en na afloop van het programma is de spierkracht ook een belangrijke uitkomstmaat om het trainingsprogramma tussentijds bij te stellen en de effectiviteit van het programma naderhand te evalueren. De indirecte 1-RM test is een valide en praktisch toepasbare test die veel gebuikt wordt bij chronisch zieke patiënten.39 De test-hertest betrouwbaarheid is matig tot hoog.40 Maximale inspiratoire monddruk (Pimax) wordt gemeten om bij patiënten met een ernstig verminderde inspiratoire spierkracht (Pimax <60 cm H2O) inspiratoire spierkrachttraining aan het revalidatieprogramma toe te voegen.29

Vragenlijsten

De Chronic Respiratory (Disease) Questionnaire (CRDQ of CRQ) is het meest gebruikte instrument in meta-analyses om de effecten van longrevalidatie te evalueren. De CRQ-SR (selfreported) is een vragenlijst die patiënten zelf kunnen invullen, welke ook in het Nederlands gevalideerd is.41
De gemodificeerde BORG-score wordt gebruikt om de door de patiënt ervaren zwaarte van inspanning te meten. De schaal bevat een score van 0-10. Uit studies is gebleken dat de Borg schaal een valide en betrouwbaar meetinstrument is om de mate van dyspneu te meten.42 De schaal is eenvoudig en neemt weinig tijd in beslag. De MMRC schaal reikt van 0 tot 4 en maakt onderdeel uit van de BODE index.1 Uit onderzoek is gebleken dat de dyspneu score de 5-jaarsoverleving beter voorspelt dan de mate van luchtwegobstructie.43 Daarnaast bepaalt de dyspneu score samen met de BMI, FEV1 en 6MWT de BODE index en geeft hiermee belangrijke prognostische informatie.1

De rol van de sportarts

De laatste jaren wordt duidelijk dat oefentherapie effectief is bij de behandeling van verschillende aandoeningen.44 Zo zijn er in de cochrane database of systematic reviews meta-analyses verschenen over de effectiviteit van oefentherapie bij hartfalen, kanker, chronische vermoeidheid en COPD.8,45-47 Oefentherapie bij chronische ziekte patiënten wordt steeds meer een aandachtsgebied van de sportarts. In het CWZ te Nijmegen speelt de sportarts al langere tijd een belangrijke rol in twee revalidatieprogramma’s: hartfalen en herstel&balans (revalidatie bij kanker). De sportarts maakt hierbij een verslag met de daarbij behorende trainingsadviezen op basis van lichamelijk onderzoek (beoordeling van spier- en/of gewrichtspathologie, cardiopulmonale screening) en spiro-ergometrie. Aan de hand van deze adviezen en de uitslagen van de krachttesten wordt in samenwerking met de fysiotherapeut een individuele aanpassing aan het geprotocolleerde trainingsprogramma gemaakt. Dezelfde opzet zal gebruikt worden voor long--revalidatie bij patiënten met COPD. Hoewel longrevalidatie in opzet een groepstraining is, zijn er veel individuele verschillen tussen de COPD patiënten. Veelal zal blijken dat de patiënt met COPD niet een gestandariseerd oefenprogramma kan volgen. Daarnaast komt het regelmatig voor dat uit de spiro-ergometrie blijkt dat de patiënt niet ventilatoir maar musculair beperkt wordt, wat verband houdt met het verlies aan spiermassa bij patiënten met COPD. Het verdient dan ook aanbeveling om indien nodig het trainingsprogramma aan te passen. Juist bij die koppeling tussen de belastbaarheid (spierkracht, ziekte, inspanningstolerantie, co-morbiditeit etc.) en belasting (oefentherapie) ligt de kennis van de sportarts. In figuur 1 zijn de taken van de sportarts zichtbaar, waarbij de indicerende rol van de longarts centraal gesteld is. Daarnaast maakt de sportarts ook onderdeel uit van het multidisciplinair overleg (MDO).

Poliklinische revalidatie in het CWZ

Aan de hand van het eerder genoemde literatuuronderzoek is een draaiboek gemaakt voor poliklinische longrevalidatie. Hieronder volgen de belangrijkste onderdelen van dit programma: oefentherapie, educatie en multidisciplinair overleg. Andere onderdelen van het revalidatieprogramma, zoals consultatie dietetiek, ergotherapie, logopedie en maatschappelijk werk worden hier niet besproken.

Oefentherapie

Oefentherapie bestaat een combinatie van duurtraining en intervaltraining. Oefentherapie onder supervisie van de fysiotherapeut zal 2 maal per week plaatsvinden, gedurende 60 minuten en bestaat uit:

  • Intervaltraining op de ergometer: 5x2 minuten rust afgewisseld met 5x2 minuten inspanning, op 60-80% van Wmax (gemeten tijdens maximale ergometrie). Totaal: 20 minuten.
  • Krachttraining: met name de grote spiergroepen worden getraind: de bovenbeenspieren met de legpress, de borst en rugspieren met de vertical row. Daarnaast worden de bovenarmen en schouders getraind met behulp van dumbells. Totale duur krachttraining: 15 minuten.
  • Duurtraining in de vorm van de Glittre test (figuur 2), wat niet alleen een test is voor het dagelijks functioneren, maar tegelijkertijd als duurtraining kan dienen.48,49 De test moet uitgevoerd worden in het eigen tempo van de patiënt. Totale duur Glittre test: 10 minuten.
  • 15 minuten pauzes, uitleg en wisseling van onderdeel.
  • Op indicatie traint de patiënt ook de kracht van de inademingsspieren. Na een uitleg door de fysiotherapeut zal de patiënt dit met name thuis oefenen (met behulp van een device dat weerstand biedt tegen de inademing).

De patiënten krijgen een oefenprogramma voor thuis, zodat er minimaal 3 maal per week getraind wordt. Dit programma bestaat uit duur- en krachttraining.

Educatie

Educatie zal gegeven worden in de vorm van voorlichtingsbijeenkomsten. Er worden gedurende 12 weken 6 voorlichtingsbijeenkomsten gehouden. De longverpleegkundige, fysiotherapeut, ergotherapeut (2x), diëtist en logopedist zullen allen uiteenlopende informatie over COPD en aanverwante onderwerpen geven waar de patiënt wellicht mee te maken heeft/krijgt. Op indicatie krijgen patiënten individuele adviezen of een vervolgconsult aangeboden.

Multidisciplinair overleg

Eens per 4 weken vindt er een MDO plaats waarin alle patiënten besproken worden die deelnemen aan het revalidatieprogramma. De volgende specialisten en paramedici zullen hierin participeren: de longarts, de sportarts, de fysiotherapeut, de longverpleegkundige en de diëtist. Indien nodig kunnen hierbij ook de psycholoog, maatschappelijk werker, ergotherapeut en logopedist bij betrokken worden.

Conclusie

Poliklinische revalidatie is een effectieve manier om de kwaliteit van leven, de mate van dyspneu en het inspanningsvermogen te verbeteren. Daarnaast kan het angstgevoelens en depressie verminderen. Er wordt steeds meer bekend over hoe het revalidatieprogramma er inhoudelijk uit zou moeten zien. Een revalidatieprogramma moet minimaal bestaan uit oefentherapie, consultatie van een diëtist en educatie door andere (paramedische) specialismen. Daarnaast bevat poliklinische longrevalidatie MDO zodat er individuele aanpassingen gedaan kunnen worden. Oefentherapie moet minimaal bestaan uit duur- of intervaltraining en krachttraining. Naast de onderste extremiteiten moeten ook de bovenste extremiteiten getraind worden. Hoewel er geen evidence based argument is voor de rol van de sportarts, kan de kennis van de sportarts over belasting en belastbaarheid van de patiënt toegevoegde waarde hebben aan het multidisciplinaire team om een zo optimaal mogelijk trainingseffect voor de COPD patiënt na te streven.

Referenties

  1. Celli BR, Cote CG, Marin JM, Casanova C, Montes de Oca M, Mendez RA, et al., The body-mass index, airflow obstruction, dyspnea, and exercise capacity index in chronic obstructive pulmonary disease. N Engl J Med, 2004. 350(10): p. 1005-12.
  2. Korterink W, Stolk E, Van de Werve M, Van der Meer G, Dobbelaar P, Rodink M, et al., Beroepsprofiel van de sportarts. VSG, 2004.
  3. Hamilton AL, Killian KJ, Summers E, and Jones NL, Muscle strength, symptom intensity, and exercise capacity in patients with cardiorespiratory disorders. Am J Respir Crit Care Med, 1995. 152(6 Pt 1): p. 2021-31.
  4. Gosselink R, Troosters T, and Decramer M, Peripheral muscle weakness contributes to exercise limitation in COPD. Am J Respir Crit Care Med, 1996. 153(3): p. 976-80.
  5. Bernard S, LeBlanc P, Whittom F, Carrier G, Jobin J, Belleau R, et al., Peripheral muscle weakness in patients with chronic obstructive pulmonary disease. Am J Respir Crit Care Med, 1998. 158(2): p. 629-34.
  6. Casaburi R, Skeletal muscle dysfunction in chronic obstructive pulmonary disease. Med Sci Sports Exerc, 2001. 33(7 Suppl): p. S662-70.
  7. Skeletal muscle dysfunction in chronic obstructive pulmonary disease. A statement of the American Thoracic Society and European Respiratory Society. Am J Respir Crit Care Med, 1999. 159(4 Pt 2): p. S1-40.
  8. Lacasse Y, Goldstein R, Lasserson TJ, and Martin S, Pulmonary rehabilitation for chronic obstructive pulmonary disease. Cochrane Database Syst Rev, 2006(4): p. CD003793.
  9. Nonoyama ML, Brooks D, Lacasse Y, Guyatt GH, and Goldstein RS, Oxygen therapy during exercise training in chronic obstructive pulmonary disease. Cochrane Database Syst Rev, 2007(2): p. CD005372.
  10. Ferreira IM, Brooks D, Lacasse Y, Goldstein RS, and White J, Nutritional supplementation for stable chronic obstructive pulmonary disease. Cochrane Database Syst Rev, 2005(2): p. CD000998.
  11. Chavannes N, Vollenberg JJ, van Schayck CP, and Wouters EF, Effects of physical activity in mild to moderate COPD: a systematic review. Br J Gen Pract, 2002. 52(480): p. 574-8.
  12. Salman GF, Mosier MC, Beasley BW, and Calkins DR, Rehabilitation for patients with chronic obstructive pulmonary disease: meta-analysis of randomized controlled trials. J Gen Intern Med, 2003. 18(3): p. 213-21.
  13. Ries AL, Bauldoff GS, Carlin BW, Casaburi R, Emery CF, Mahler DA, et al., Pulmonary Rehabilitation: Joint ACCP/AACVPR Evidence-Based Clinical Practice Guidelines. Chest, 2007. 131(5 Suppl): p. 4S-42S.
  14. Bernard S, Whittom F, Leblanc P, Jobin J, Belleau R, Berube C, et al., Aerobic and strength training in patients with chronic obstructive pulmonary disease. Am J Respir Crit Care Med, 1999. 159(3): p. 896-901.
  15. Ortega F, Toral J, Cejudo P, Villagomez R, Sanchez H, Castillo J, et al., Comparison of effects of strength and endurance training in patients with chronic obstructive pulmonary disease. Am J Respir Crit Care Med, 2002. 166(5): p. 669-74.
  16. Spruit MA, Gosselink R, Troosters T, De Paepe K, and Decramer M, Resistance versus endurance training in patients with COPD and peripheral muscle weakness. Eur Respir J, 2002. 19(6): p. 1072-8.
  17. Vogiatzis I, Nanas S, and Roussos C, Interval training as an alternative modality to continuous exercise in patients with COPD. Eur Respir J, 2002. 20(1): p. 12-9.
  18. Holland AE, Hill CJ, Nehez E, and Ntoumenopoulos G, Does unsupported upper limb exercise training improve symptoms and quality of life for patients with chronic obstructive pulmonary disease? J Cardiopulm Rehabil, 2004. 24(6): p. 422-7.
  19. Costi S, Di Bari M, Pillastrini P, D’Amico R, Crisafulli E, Arletti C, et al., Short- term efficacy of upper-extremity exercise training in patients with chronic airway obstruction: a systematic review. Phys Ther, 2009. 89(5): p. 443-55.
  20. Beauchamp MK, Nonoyama M, Goldstein RS, Hill K, Dolmage TE, Mathur S, et al., Interval versus continuous training in individuals with chronic obstructive pulmonary disease--a systematic review. Thorax, 2010. 65(2): p. 157-64.
  21. Kortianou EA, Nasis IG, Spetsioti ST, Daskalakis AM, and Vogiatzis I, Effectiveness of Interval Exercise Training in Patients with COPD. Cardiopulm Phys Ther J, 2010. 21(3): p. 12-9.
  22. Subin, Rao V, Prem V, and Sahoo, Effect of upper limb, lower limb and combined training on health-related quality of life in COPD. Lung India, 2010. 27(1): p. 4-7.
  23. American College of Sports Medicine Position Stand. The recom- mended quantity and quality of exercise for developing and maintaining cardiorespiratory and muscular fitness, and flexibility in healthy adults. Med Sci Sports Exerc, 1998. 30(6): p. 975-91.
  24. Puhan MA, Schunemann HJ, Frey M, Scharplatz M, and Bachmann LM, How should COPD patients exercise during respiratory rehabilitation? Comparison of exercise modalities and intensities to treat skeletal muscle dysfunction. Thorax, 2005. 60(5): p. 367-75.
  25. Maltais F, LeBlanc P, Jobin J, Berube C, Bruneau J, Carrier L, et al., Intensity of training and physiologic adaptation in patients with chronic obstructive pulmonary disease. Am J Respir Crit Care Med, 1997. 155(2): p. 555-61.
  26. Lagina RC, O’Connell S, Jelinek C, Laghi F, and Collins E, Can Pulmonary Rehabilitation Lessen Depressive Symptoms In COPD? Am J Respir Crit Care Med, 2010. 181: p. A5781.
  27. Prescott E, Almdal T, Mikkelsen KL, Tofteng CL, Vestbo J, and Lange P, Prognostic value of weight change in chronic obstructive pulmonary disease: results from the Copenhagen City Heart Study. Eur Respir J, 2002. 20(3): p. 539-44.
  28. Ferreira IM, Brooks D, Lacasse Y, and Goldstein RS, Nutritional support for individuals with COPD: a meta-analysis. Chest, 2000. 117(3): p. 672-8.
  29. CBO, Richtlijn Diagnostiek en Behandeling van COPD. 2010.
  30. Weekes CE, Emery PW, and Elia M, Dietary counselling and food fortification in stable COPD: a randomised trial. Thorax, 2009. 64(4): p. 326-31.
  31. De Backer LA, Ides K, Daems D, Dieriks B, De Backer WA, and Germonpre P, Pulmonary rehabilitation and non-invasive ventilation in COPD. Acta Clin Belg, 2010. 65(5): p. 330-5.
  32. Goldstein RS, Gort EH, Guyatt GH, and Feeny D, Economic analysis of respiratory rehabilitation. Chest, 1997. 112(2): p. 370-9.
  33. Effects of pulmonary rehabilitation on dyspnea, quality of life, and healthcare costs in California. J Cardiopulm Rehabil, 2004. 24(1): p. 52-62.
  34. Griffiths TL, Burr ML, Campbell IA, Lewis-Jenkins V, Mullins J, Shiels K, et al., Results at 1 year of outpatient multidisciplinary pulmonary rehabilitation: a randomised controlled trial. Lancet, 2000. 355(9201): p. 362-8.
  35. Steiner MC, Barton RL, Singh SJ, and Morgan MD, Bedside methods versus dual energy X-ray absorptiometry for body composition measurement in COPD. Eur Respir J, 2002. 19(4): p. 626-31.
  36. Landbo C, Prescott E, Lange P, Vestbo J, and Almdal TP, Prognostic value of nutritional status in chronic obstructive pulmonary disease. Am J Respir Crit Care Med, 1999. 160(6): p. 1856-61.
  37. Covey MK, Larson JL, and Wirtz S, Reliability of submaximal exercise tests in patients with COPD. Chronic obstructive pulmonary disease. Med Sci Sports Exerc, 1999. 31(9): p. 1257-64.
  38. ATS statement: guidelines for the six-minute walk test. Am J Respir Crit Care Med, 2002. 166(1): p. 111-7.
  39. Verdijk LB, van Loon L, Meijer K, and Savelberg HH, One-repetition maximum strength test represents a valid means to assess leg strength in vivo in humans. J Sports Sci, 2009. 27(1): p. 59-68.
  40. Robles PG, Mathur S, Janaudis-Fereira T, Dolmage TE, Goldstein RS, and Brooks D, Measurement of Peripheral Muscle Strength in Individuals With Chronic Obstructive Pulmonary Disease: A SYSTEMATIC REVIEW. J Cardiopulm Rehabil Prev, 2011.
  41. Schunemann HJ, Goldstein R, Mador MJ, McKim D, Stahl E, Puhan M, et al., A randomised trial to evaluate the self-administered standardised chronic respiratory questionnaire. Eur Respir J, 2005. 25(1): p. 31-40.
  42. Mador MJ, Rodis A, and Magalang UJ, Reproducibility of Borg scale measurements of dyspnea during exercise in patients with COPD. Chest, 1995. 107(6): p. 1590-7.
  43. Nishimura K, Izumi T, Tsukino M, and Oga T, Dyspnea is a better predictor of 5-year survival than airway obstruction in patients with COPD. Chest, 2002. 121(5): p. 1434-40.
  44. Kujala UM, Evidence on the effects of exercise therapy in the treatment of chronic disease. Br J Sports Med, 2009. 43(8): p. 550-5.
  45. Cramp F and Daniel J, Exercise for the management of cancer-related fatigue in adults. Cochrane Database Syst Rev, 2008(2): p. CD006145.
  46. Rees K, Taylor RS, Singh S, Coats AJ, and Ebrahim S, Exercise based rehabilitation for heart failure. Cochrane Database Syst Rev, 2004(3): p. CD003331.
  47. Edmonds M, McGuire H, and Price J, Exercise therapy for chronic fatigue syndrome. Cochrane Database Syst Rev, 2004(3): p. CD003200.
  48. Skumlien S, Hagelund T, Bjortuft O, and Ryg MS, A field test of functional status as performance of activities of daily living in COPD patients. Respir Med, 2006. 100(2): p. 316-23.
  49. Dechman G and Scherer SA, Outcome Measures in Cardiopulmonary Physical Therapy: Focus on the Glittre ADL-Test for People with Chronic Obstructive Pulmonary Disease. Cardiopulm Phys Ther J, 2008. 19(4): p. 115-8.
  50. Smeele IJM, Van Weel C, Van Schayck CP, Van der Molen T, Thoonen B, Schermer T, et al., NHG-Standaard COPD (tweede herziening). Huisarts en Wetenschap, 2007. 50(8): p. 362-369.