Donderdag 17 september 2015
Begrip van de fysiologie van het kind met een chronische aandoening tijdens inspanning is zeer schaars. In dit proefschrift is geprobeerd om relevante studies toe te voegen aan deze schaarse data om hierdoor tot een beter inzicht te komen over de fysiologie van de fysieke fitheid en training bij deze kinderen. In de wetenschappelijke literatuur wordt de fysieke fitheid als synoniem gezien van de cardiorespiratoire (of aërobe) fitheid. Anaërobe fitheid heeft minder aandacht gekregen in vergelijking tot de aërobe fitheid, terwijl het meten van de anaërobe fitheid zeker belangrijk is aangezien de dagelijkse activiteiten van kinderen uit zowel aërobe als anaërobe activiteiten bestaat. Na het bepalen van het huidige fitheidniveau per chronische aandoening (acute lymfatische leukemie, juveniele idiopatische artritis en osteogenesis imperfecta) en per kind, is het belangrijk om te onderzoeken of deze kinderen fysiek trainbaar zijn, en hierdoor in staat zijn om de neergaande spiraal van deconditionering tegen te gaan of dat deze kinderen al presteren op hun maximale kunnen en een grote kans bestaat op overtraining, wanneer zij gaan trainen. Wanneer de kinderen trainbaar zijn, is het aanbieden van de mogelijkheid om deel te gaan nemen aan sport en vrijetijdsactiviteiten misschien wel de belangrijkste en de meest logische causaliteit.