Dinsdag 28 juli 2015
Deze retrospectieve studie onderzocht of er aan de hand van jaarlijks verzamelde gegevens uit een progressieve inspanningstest een onderscheid gemaakt kon worden tussen atleten die doorgroeiden tot de top bij de elites, en atleten die als junior internationaal talent lieten vermoeden maar de top niet haalden als elite. Op basis van kenmerken van aërobe capaciteit (VO2max), anaërobe capaciteit (lactaatproductie), aëroob vermogen (vermogen in Watt op niveau van de drempel van basisuithouding en op de submaximale drempel) en anaëroob vermogen (maximaal Wattage) werd geobserveerd of er een verschil in ontwikkeling was tussen atleten die wereldtop waren op respectievelijk 17 jaar, op 20 jaar en als volwassen elite. Er kon geconcludeerd worden dat veldrijders die de top bereikten bij de elites een opmerkelijk grotere ontwikkeling van zowel VO2max als van aëroob vermogen hadden doorgemaakt tussen de leeftijd van 17 en 20 jaar dan de anderen.