Donderdag 03 september 2015

Multidisciplinaire richtlijn voorste kruisband letsel

Samenvatting van de aanbevelingen uit de multidisciplinaire klinische richtlijn ‘Voorste Kruisbandletsel’, welke is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV).
Richtlijnen, verschenen in Sport & Geneeskunde, 2, 2012. R.L. Diercks, namens de werkgroep multidisciplinaire richtlijn voorste kruisbandletsel. Trefwoorden: multidisciplinair, richtlijn, knie, kruisband, Nederlandse Orthopaeden Vereniging, NOV, voorste kruisband, VKB, lachman, voorste schuiflade, pivot shift, stabiliteit, Anterior drawer test, giving way, meniscus, menisci, kraakbeen, krachttraining, voorste kruisband ruptuur, voorste kruisband scheur, ACL, anterior crucial ligament

Dit is een samenvatting van de aanbevelingen uit de multidisciplinaire klinische richtlijn ‘Voorste Kruisbandletsel’, welke is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV). De volledige richtlijn kunt u nalezen op  www.kwaliteitskoepel.nl/assets/structured-files/2011/voorste_kruisband.pdf.

Inleiding

Deze richtlijn beoogt een leidraad te geven voor de dagelijkse praktijk van diagnostiek, indicatiestelling en behandeling van voorste kruisband (VKB) letsel. De sporten die het meest VKB letsels veroorzaken in Europa zijn voetbal en skiën. De kruisband scheurt meestal tijdens een “non-contact” deceleratiebeweging met valgus angulatie en externe rotatie. Andere mechanismen zijn hyperextensie met torsie, valgus angulatie als gevolg van een externe kracht en hyperflexie. De voorste kruisband is de primaire stabilisator die anterieure verplaatsing van de tibia tegengaat. De VKB fungeert ook als secundaire stabilisator tegen tibiale rotatie en varus-valgus angulatie in volledige extensie. Deze stabiliserende rol is met name van belang bij kap- en draaisporten en zware fysieke belastingen. Anders dan andere extra-articulaire ligamenten rond de knie die een intrinsieke helingscapaciteit hebben, heeft de VKB geen intrinsieke helingscapaciteit.

De behandeling van de voorste kruisband insufficiëntie heeft in een periode van 30 jaar een forse ontwikkeling doorgemaakt. Er is een aanzienlijke diversiteit in de klachten en zorgvraag van patiënten met een gescheurde voorste kruisband. Daardoor is er ook een spectrum aan behandelopties met een patiëntspecifiek pad van indicatie tot eind van de revalidatie. Een voorste kruisband insufficiëntie kan leiden tot chronische instabiliteit van de knie, en verdere schade aan meniscus en kraakbeen, met als gevolg verminderde kwaliteit van leven. Chronische VKB insufficiëntie zou ook op den duur artrose kunnen geven. Er is daarom zeker een reden om vanuit de verschillende behandelende beroepsgroepen de kennis en wetenschap te bundelen.1,2,3
Er was tot nu toe nog geen multidisciplinair vervaardigde en gedragen richtlijn voor de behandeling van voorste kruisband (VKB) letsels. Dat is de reden waarom op initiatief van de NOV deze multidisciplinaire richtlijn is ontwikkeld.4 Deze richtlijn beoogt een leidraad te geven voor de dagelijkse praktijk van diagnostiek, indicatiestelling en behandeling van voorste kruisbandletsel.

Exacte data over de incidentie van voorste kruisbandletsels zijn niet bekend, maar wordt geschat op 1 op de 3000 mensen op basis van gegevens in de Verenigde Staten. In Nederland worden naar gegevens van de verzekeraar (Prismant) ongeveer 6500 voorste kruisband reconstructies per jaar gedaan.

Strategie voor zoeken naar literatuur

Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande richtlijnen in de databases5-8 van het National Guideline Clearinghouse (http://www.guideline.gov/), NICE ( http://www.nice.org.uk/), SIGN (http://www.sign.ac.uk/) en van het CBO (http://www.cbo.nl/thema/Richtlijnen/). Ook werd nog gezocht nog naar richtlijnen met de zoekmachtine SUMSearch (http://sumsearch.uthscsa.edu/). Tevens werd gezocht naar systematische reviews in de Cochrane Library. Vervolgens werd er voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in de elektronische databases Medline (OVID) (1950-2009). Aanvullend is handmatig gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de opgevraagde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar systematische reviews of meta-analyses van gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCTs). In afwezigheid van RCTs werd verder gezocht naar prospectieve gecontroleerde onderzoeken, vergelijkende onderzoeken en prospectieve niet-vergelijkende onderzoeken. Voor de beoordeling van de kwaliteit van de studies is de indeling gebruikt, zoals weergegeven in tabel 1. Daar waar evidentie ontbrak of niet toereikend was tot het genereren van ‘harde’ conclusies en aanbevelingen zijn besluiten genomen op basis van consensus. De meningen en vragen van patiënten zijn onderzocht middels focusgroep interviews. Tabel 2 laat het niveau van bewijskracht van de conclusie op basis van het ten grondslag liggend bewijs zien.

Specifieke vragen die in deze richtlijn worden beantwoord zijn:
  1. Welke fysische diagnostische verschijnselen zijn belangrijk voor de diagnose VKB letsel?
    En wat is de rol van aanvullend onderzoek?
  2. Wat zijn uitkomstmaten voor de evaluatie en het vervolgen van patiënten met een VKB letsel?
  3. Wat zijn indicaties voor VKB reconstructie?
  4. Welke klachten of bevindingen zijn voorspellend voor een slecht resultaat van de behandeling van een kruisbandletsel?
  5. Wat is de optimale timing voor operatie bij VKB letsels?
  6. Welke soort transplantaat geeft het beste resultaat bij VKB letsel?
  7. Wat houdt de conservatieve behandeling in?
  8. Wat is het optimale postoperatieve traject?

Resultaten

1. Fysische diagnostiek en de rol van aanvullend onderzoek

Sommige patiënten komen direct na trauma bij de para(medicus). In die gevallen kan de diagnose mogelijk worden gesteld op basis van lichamelijk onderzoek. Na enkele uren is valide onderzoek vaak niet meer mogelijk door optredende pijn en zwelling. Verder diagnostisch onderzoek kan dan pas worden uitgevoerd als de ergste pijn en zwelling zijn afgenomen. De anterieur-posterieure instabiliteit die door de laesie van de VKB ontstaat, is het best te diagnosticeren door de Lachman test.9-11 Toevoegen van de pivot-shift test en de voorste schuifladetest kan de diagnostiek verder verduidelijken.9 Hoewel een MRI een veilige en valide onderzoeksmethode is om een VKB letsel vast te stellen12,13 is het niet strikt noodzakelijk om het onderzoek toe te voegen omdat het zelden leidt tot verandering van de diagnose of behandelstrategie.14 Alleen bij twijfel over de diagnose (bij een knie met een uitgebreide voorgeschiedenis of bij verdenking op multi-ligamentair letsel dan wel bijkomende meniscus of kraakbeen schade) kan het maken van een MRI-scan zinvol zijn. Experts zijn van mening dat de ervaring van de onderzoeker met het lichamelijk onderzoek van de knie een rol speelt bij de betrouwbaarheid van het vaststellen van een kruisband ruptuur.

Conclusies van de werkgroep
  • Het verdient aanbeveling de Lachman, pivot shift en de voorste schuifladetest van de knie uit te voeren om de validiteit van de diagnose VKB letsel te optimaliseren. De betrouwbaarheid van dit lichamelijk onderzoek is gebaat bij een geoefend onderzoeker.
  • Bij een afwijkend lichamelijk onderzoek van de voor-achterwaartse/rotatoire stabiliteit van de knie verdacht voor een voorste kruisband laesie, heeft het maken van een MRI-scan bij afwezig zijn van verdenking op andere afwijkingen geen toegevoegde waarde, daar het de diagnose, noch de behandeling beïnvloedt.

2. Wat zijn uitkomstmaten voor de evaluatie en het vervolgen van patiënten met een VKB letsel?

Voor het naar waarde beoordelen van een behandeling is het van groot belang om deze te kunnen kwantificeren en te vergelijken in een voor de patiënt en de behandelaar relevante, valide en reproduceerbare uitkomstmaat. Naast vastleggen van functies en anatomische eigenschappen is evaluatie van patiënt gerelateerde uitkomstmaten richting activiteiten en participatie van belang. We onderscheiden functietesten en scorelijsten om activiteiten en participatie vast te leggen. Als functietest wordt de hoptest veelal gepropageerd.15 Uit de beschikbare literatuur over patiëntgerelateerde uitkomstmaten blijkt dat er twee testen in het Nederlands gevalideerd zijn: de Knee Injury and Osteoartritis Outcome Score (KOOS)16 en International Knee Documentation Committee (IKDC) score.17,18 Hoewel de eerste lijst niet specifiek bedoeld is voor patiënten met een VKB letsel wordt de lijst om bovenstaande reden toch geadviseerd. Als bepaling van het niveau van functioneren acht de werkgroep gebruik van de Tegner score19 zinvol. De verdere samenvatting van de literatuur, betreffende belangrijke uitkomstmaten voor kruisbandletsel, zonder dan wel met reconstructie is weergegeven in tabel 3, 4 en 5.

Conclusies van de werkgroep
  • Het verdient aanbeveling om als uitkomstmaat voor patiëntenuitkomst de KOOS en de IKDC subjectief te gebruiken.
  • Het is aan te bevelen om als klinische uitkomst de combinatie van Lachman, pivot shift en voorste schuifladetest te gebruiken.
  • Het kan zinvol zijn om als uitkomstmaat voor activiteitenniveau de Tegner score te gebruiken.

3. Operatie indicatie voor VKB reconstructie

Er is een grote groep patiënten met een bewezen letsel van de VKB die in het dagelijks leven, maar ook tijdens sportieve activiteiten, geringe of zelfs geen klachten en/of beperkingen ondervindt van de restinstabiliteit. Blijkbaar vangt deze groep de instabiliteit ten gevolge van het VKB letsel goed op, door middel van adequate spiegebruik/training, herstel van de coördinatie en eventueel door de mate en het niveau van uitvoeren van sportieve activiteiten aan te passen. Een aantal patiënten houdt echter na een doorgemaakt VKB letsel instabiliteitklachten van de knie. Indien er sprake van functionele instabiliteit20 of indien de patiënt op een hoog niveau wil functioneren21 wordt vaak besloten tot operatieve reconstructie van de VKB. De belangrijkste factor om tot een operatie over te gaan is de wens om intensief en op hoog niveau te willen blijven sporten.21 Hoewel jongere mensen veelal intensiever en op hoger niveau willen blijven functioneren is leeftijd op zich geen indicatie of contra indicatie om te opereren. Wil iemand op oudere leeftijd actief blijven dan zijn operatieresultaten vergelijkbaar met jongeren.22 Bij kinderen wordt bij voorkeur gewacht tot het einde van de groei is bereikt, om schade aan de epifysairschijf door het inbrengen van een transplantaat te voorkomen. Over de effecten van al dan niet opereren op langere termijn bestaat geen eenduidigheid. Dunn et al23 geven aan dat een VKB reconstructie beschermt tegen het ontstaan van verder letsel van menisci en kraakbeen. Er zijn echter ook studies die aangeven dat het activiteitenniveau tussen al dan niet geopereerde patiënten op langere termijn niet verschilt, en ook bij patiënten na een reconstructie secundaire beschadigingen voorkomen.24,25

Conclusies van de werkgroep
  • Bij symptomatische instabiliteit van de knie ten gevolge van een VKB laesie, niet verbeterend na fysiotherapie, en niet reagerend op aanpassing van de activiteiten, is reconstructie aan te bevelen. Hierdoor kunnen meerdere ingrepen ter behandeling van verdere meniscus- en kraakbeenschade voorkomen worden.
  • Bij het maken van de afweging tussen operatieve en conservatieve therapie bij volwassenen dient leeftijd niet als factor meegewogen te worden.
  • Het verdient de voorkeur om met operatief ingrijpen te wachten tot de groeischijven (bijna) gesloten zijn.

4. Zijn er voorspellers van succes of falen van conservatief danwel operatieve behandeling?

Bij beide behandelstrategieën lijkt het dat blijvende functionele instabiliteit en het krijgen van nevenletsels als meniscusletsels of kraakbeendefecten, waarvoor al dan niet een ingreep uitgevoerd moet worden, het succes van het gekozen behandelbeleid negatief beïnvloeden.26 Bij geopereerde patiënten blijkt dat terugkeer naar sporten waarbij er veel kap- en draaibewegingen moeten worden gemaakt gerelateerd is aan verhoogde kans op het optreden van re rupturen van de plastiek27 of optreden van artrose op de langere termijn.28 Er lijkt een relatie te zijn tussen het bestaan van een preoperatieve extensiebeperking en het operatieresultaat29, en dan vooral het persisteren van de extensiebeperking postoperatief. Is er preoperatief meer dan 20% krachtverlies ten opzichte van niet aangedane zijde dan is er postoperatief geen normalisatie van spierkracht te verwachten.30,31 Er blijkt ook een negatieve invloed op het resultaat van de behandeling uit te gaan van een preoperatieve asstandsstoornis, met name een varus deformiteit.

Conclusies van de werkgroep
  • Een reconstructie van de VKB dient pas te worden uitgevoerd als volledige extensie van de knie mogelijk is, en de synoviale reactie is geminimaliseerd.
  • Bij de preoperatieve voorbereidingen dient een eventueel spierkrachtsverschil van het aangedane been verbeterd te worden.
  • Bij het bestaan van een asstandafwijking dient overwogen worden om de VKB-reconstructie te combineren met een asstandscorrectie.
  • Het is aan te bevelen de patient in te lichten dat er bij deelname aan “risicosporten” en zware kniebelastende werkzaamheden een groter risico bestaat op schade aan kraakbeen, meniscus en de gereconstrueerde voorste kruisband met als gevolg een verhoogde kans op re-ruptuur, secundaire chirurgie en artrose.

5. Timing van een VKB reconstructie

De literatuur over de timing van reconstructie is van een lage level of evidence. Er is één systematische review en één RCT gepubliceerd. Verschillende auteurs geven aan dat reconstructie binnen een week na het letsel tot het ontstaan van arthrofibrose kan leiden.32-36 Er is echter geen consensus over het optimale moment van eventuele reconstructie. Het voordeel van uitstellen van de reconstructie is gelegen in het feit dat de patiënt de tijd krijgt te ervaren hoe het is om instabiliteit te hebben en het doorlopen van een oefentherapie-programma onder fysiotherapeutische begeleiding in sommige gevallen leert omgaan met de instabiliteit of niet meer door de knie zakt. Hierdoor kan mogelijk een operatie vermeden worden. Wanneer er langer gewacht wordt met de reconstructie van de VKB dan kan er meer degeneratieve schade ontstaat aan menisci en kraakbeen.7-10,14,15,17,19 Indien er een operatie-indicatie is, lijkt het van belang de reconstructie ook op relatief korte termijn uit te voeren, teneinde de kans op additioneel letsel te verkleinen.

Conclusies van de werkgroep
  • De indicatie voor een reconstructie is aanhoudende instabiliteit van de knie met klachten van giving way. Deze indicatie is moeilijk te stellen in de acute situatie, daarom is het aan te bevelen de reconstructie niet tijdens de eerste weken uit te voeren, om de kans op een operatie bij een asymptomatische patiënt te verkleinen.
  • Het verdient aanbeveling, indien de indicatie voor VKB reconstructie wordt gesteld, te streven naar een tijdige reconstructie, teneinde de kans op additioneel letsel van kraakbeen en/of menisci te verkleinen. Deze patiënten kunnen sneller fysiek knie belastend werk hervatten en hebben een grotere kans op hogere activiteit scores dan patienten met een late reconstructie.
  • Op lange termijn geeft “uitgestelde” reconstructie een betere range of motion, en minder degeneratieve verandering dan een late reconstructie.

6. Welke soort graft geeft het beste resultaat bij VKB letsel?

De afgelopen vijfentwintig jaar zijn er veel ontwikkelingen geweest op het gebied van VKB reconstructies. Er zijn verschillende grafttypes gebruikt en verschillende operatie-, en fixatiemethoden. Er is veel onderzoek gedaan naar het functioneren van de verschillende grafts. Dit heeft echter nog niet geleid tot het definiëren van een bepaalde graft als de superieure graft die vervolgens ook (inter) nationaal als gouden standaard wordt gezien.37
De autologe patellapees en hamstring grafts zijn de meest gebruikte grafttypes in de reconstructieve kruisband chirurgie. Het voordeel van ‘Bone Patellar Tendon Bone’ grafts is dat deze mogelijk tot meer stabiliteit leiden, het nadeel is dat 17% van de patiënten last heeft van pijn voorin de knie (anterior knee pain). Deze pijn is minder aanwezig bij reconstructies38 waarbij een hamstringgraft gebruikt wordt.
Om de originele anatomie zo veel mogelijk te herstellen is het mogelijk een double-bundle (DB) hamstring reconstructie uit te voeren. Er zijn echter nog een vergelijkende studies die de waarde van deze hypothese bewezen hebben. Ook de nieuwe ontwikkelingen in de plaatsing van met name de femorale riga van de gereconstrueerde kruisband op een meer “anatomische” plaats is nog niet klinisch bewezen beter.

Conclusies van de werkgroep
  • Er is op basis van klinische uitkomst maten geen voorkeur uit te spreken over het gebruik van autograft of allograft bij voorste kruisbandreconstructie. Beide grafttypes leiden tot een vergelijkbaar goed klinisch resultaat.
  • Bestraalde allografts falen significant vaker dan onbestraalde allografts.
  • Het oprekken van allografts voor de reconstructie is niet zinvol.
  • Zowel BPTB als HS reconstructie leiden tot goede resultaten, stabiliteit en lage reruptuurpercentages. Bij HS reconstructies komt significant minder anterior knee pain voor.
  • Zowel enkel als dubbel bundel HS reconstructie leiden tot goede resultaten en lage reruptuurpercentages.
  • De dubbel bundel reconstructie is een moeilijkere en tijdrovendere ingreep dan enkel bundel reconstructie.
  • Het gebruik van synthetische grafts of ligament augmentatie is af te raden in verband met inferieure resultaten en nadelige complicerende factoren op lange termijn.
  • Er kan geen wetenschappelijk onderbouwde aanbeveling worden gegeven over de keuze van het type fixatie van de diverse grafts.

7. Conservatieve behandeling

Of men nu kiest voor reconstructie of conservatieve benadering, in beide gevallen wordt aan bijna alle patiënten een fysiotherapeutisch oefenprogramma aangeboden. Dat is schijnbaar zo vanzelfsprekend dat er geen studies uitgevoerd zijn naar de meerwaarde van fysiotherapeutische begeleiding. Wel zijn er studies verricht naar de effecten van specifieke therapeutische onderdelen en studies naar effecten van gesuperviseerde training ten opzichte van training aan de hand van een opgesteld trainingsprogramma. Training onder supervisie lijkt effectiever dan training zonder begeleiding.39,40 Het is daarnaast aannemelijk dat opnemen van balans- en propriocepsis training in het conservatieve trainingsprogramma’s positief effect heeft op Joint Position Sense (JPS), spierkracht, ervaren kniefunctie, uitkomst van de functionele capaciteit en terugkeer naar volledige activiteit.41-43 Risberg et al44 beschrijven na reconstructie dat mensen die een programma hebben gevolgd waarin neuromusculaire training is opgenomen beter functioneren dan wanneer een programma met alleen krachttraining wordt gevolgd. Perry et al45 en Tagesson et al46 geven aan dat open en gesloten keten training even effectief is indien toegevoegd aan een standaard trainingsprogramma. Andersson47 en Wright48 beschrijven dat er weinig verschil is tussen trainen in open of gesloten keten. Te vroeg starten met open keten training in de eerste weken na reconstructie zou kunnen leiden tot een grotere anteroposterieure laxiteit49 in de knie.

Studies naar bracegebruik
Er zijn enkele studies verricht naar gebruik van braces in de conservatieve revalidatie.50-53 Er zijn echter geen aanwijzingen dat toevoegen van een brace positieve effecten sorteert op het herstel. Ook na kruisbandreconstructies wordt beleid waarbij standaard een brace wordt gebruikt niet ondersteund.47,54

Conclusies van de werkgroep
  • Het is sterk aan te bevelen sensomotore training (balans en propriocepsis) op te nemen in het revalidatieprogramma na een voorste kruisbandletsel.
  • Het heeft de voorkeur om in het revalidatieprogramma na een voorste kruisbandletsel zowel open als gesloten keten krachttraining op te nemen.
  • Het verdient aanbeveling om patiënten na een voorste kruisbandletsel onder begeleiding van een fysiotherapeut te revalideren door het doorlopen van een oefenprogramma dat training van meerdere grondmotorische vaardigheden bevat.
  • Er zijn geen aanwijzingen dat een brace een plaats moet hebben in de standaardbehandeling van een VKB-letsel.
  • Een brace kan eventueel worden overwogen bij patiënten met instabiliteit die niet in aanmerking (willen) komen voor operatie.

8. Wat is het optimale postoperatieve traject?

Bracing
Anderson et al47 concluderen dat een brace postoperatief geen invloed heeft op klinische uitkomst en ook het risico op intra-articulaire schade na reconstructie niet verkleint. Wright et al55 concluderen dat geen klinisch relevant verschil is gevonden met betrekking tot range of motion, pijn, stabiliteit, complicaties of recidiefletsels, en dat daarom de resultaten het gebruik van een brace na kruisbandreconstructie niet ondersteunen.

Modaliteiten van fysiotherapie
In de systematische review van Anderson47 wordt geconcludeerd dat krachttraining in gesloten keten betere resultaten lijkt te hebben dan in open keten, maar dat verder onderzoek nodig is, met name bij patiënten met een HT-graft. Wright48 adviseert vooralsnog gesloten krachttraining in de eerste zes weken wel in de post-operatieve oefentherapie op te nemen. Trees49 heeft in een Cochrane review RCT’s opgenomen die gesloten en open krachttraining vergeleken, er werd geen verschil gevonden op de primaire uitkomstmaten.

Balans- en proprioceptieve training
Risberg44 vergelijkt in een enkelblinde RCT bij 74 patiënten na voorste kruisbandreconstructie neuromusculaire training met krachttraining. Na zes maanden scoort de groep met neuromusculaire training hoger.In de RCT van Beynnon56 werden patiënten na een voorste kruisbandreconstructie gerandomiseerd tussen een versneld en een niet-versneld revalidatieprogramma. Hij vond geen verschillen in uitkomstmaten tussen een versneld en niet versneld revalidatieprogramma twee jaar postoperatief. Voor evaluatie van de toegevoegde waarde van fysiotechniek in het post-operatieve traject is nauwelijks onderzoek aanwezig.

Conclusies van de werkgroep
  • Het is aan te bevelen kracht- en neuromusculaire training te combineren in de postoperatieve behandeling.
  • Het is aan te bevelen in de vroege revalidatiefase uitsluitend gesloten keten oefeningen toe te passen.
  • Er is geen reden voor het gebruik van braces in het postoperatieve traject na een VKB-reconstructie.
  • Het is aannemelijk dat binnen een periode van 3 maanden post operatief een hervatting van zwaar fysieke activiteiten in werk en of sport niet verantwoord is. Derhalve wil de commissie adviseren dat zwaar fysieke revalidatie belasting, rennen, kap en draai sport, knie belastend werk en risico activiteiten, waarbij op de knie vertrouwd moet kunnen worden, de eerste drie maanden worden ontraden.

Vanuit patientenperspectief werden aan de werkgroep nog de volgende aanbevelingen/opmerkingen gegeven:

  • De patiënt vindt het belangrijk dat er tijdig een goede diagnose gesteld wordt zodat de patiënt niet onnodig lang doorloopt met een “slechte” knie.
  • De patiënt vindt het belangrijk uitleg te krijgen over de procedure (waar moet men eventueel rekening mee houden; managen van verwachtingen).
  • De patiënt vindt het belangrijk dat de nazorg in het ziekenhuis verbetert, deze is volgens de patiënt op het moment erg slecht.
  • De patiënt vindt het belangrijk dat er een goede communicatie is tussen de verschillende behandelaars (chirurg, arts, revalidatiearts, fysiotherapeut).
  • De arts dient eerlijk te zijn ten opzichte van de patiënt en de patiënt door te verwijzen naar een andere arts als hij niet voldoende expertise heeft.

Referenties

  1. Field MJ, Lohr KN. Guidelines for clinical practice, from the developement to use. Press NA, editor. Washington: Institute of Medicine; 1992.
  2. Grol RTPM, Wensing MJP. Implementatie, effectieve verbeteringen in de patientenzorg. gezondheidszorg E, editor. Maarssen2006.
  3. Belo JN, Berg HF, Klein Ikkink AJ, Wildervanck-Dekker CMJ, Smorenburg HAAJ, Draijer LW. Standaard traumatische knieklachten. Huisarts Wet. 2010;54(3):147-58.
  4. Saris DBF, Diercks FL, Meuffels DE, Fievez AWFM, Patt TW, Hart van der CP, et al. Richtlijn voorste kruisbandletsel 2011. www.kwaliteitskoepel.nl/assets/structured-files/2011/voorste_kruisband.pdf
  5. www.agreecollaboration.org.
  6. www.ncbi.nlm.nih.goc/pubmed.
  7. www.Cochranelibrary.com.
  8. www.cbo.nl/thema/Richtlijnen/EBRO-handleiding/.
  9. Solomon DH, Simel DL, Bates DW, Katz JN, Schaffer JL. The rational clinical examination. Does this patient have a torn meniscus or ligament of the knee? Value of the physical examination. JAMA. 2001;286(13):1610-20. Epub 2001/10/05.
  10. Benjaminse A, Gokeler A, van der Schans CP. Clinical diagnosis of an anterior cruciate ligament rupture: a meta-analysis. J Orthop Sports Phys Ther. 2006;36(5):267-88. Epub 2006/05/24.
  11. Scholten RJ, Opstelten W, van der Plas CG, Bijl D, Deville WL, Bouter LM. Accuracy of physical diagnostic tests for assessing ruptures of the anterior cruciate ligament: a meta-analysis. J Fam Pract. 2003;52(9):689-94. Epub 2003/09/12.
  12. Oei EH, Nikken JJ, Verstijnen AC, Ginai AZ, Myriam Hunink MG. MR imaging of the menisci and cruciate ligaments: a systematic review. Radiology. 2003;226(3):837-48. Epub 2003/02/26.
  13. Crawford R, Walley G, Bridgman S, Maffulli N. Magnetic resonance imaging versus arthroscopy in the diagnosis of knee pathology, concentrating on meniscal lesions and ACL tears: a systematic review. Br Med Bull. 2007;84:5-23. Epub 2007/09/06.
  14. Kocabey Y, Tetik O, Isbell WM, Atay OA, Johnson DL. The value of clinical examination versus magnetic resonance imaging in the diagnosis of meniscal tears and anterior cruciate ligament rupture. Arthroscopy. 2004;20(7):696-700. Epub 2004/09/04.
  15. Reid A, Birmingham TB, Stratford PW, Alcock GK, Giffin JR. Hop testing provides a reliable and valid outcome measure during rehabilitation after anterior cruciate ligament reconstruction. Phys Ther. 2007;87(3):337-49. Epub 2007/02/22.
  16. Roos EM, Roos HP, Lohmander LS, Ekdahl C, Beynnon BD. Knee Injury and Osteoarthritis Outcome Score (KOOS)--development of a self-administered outcome measure. J Orthop Sports Phys Ther. 1998;28(2):88-96. Epub 1998/08/12.
  17. de Groot IB, Favejee MM, Reijman M, Verhaar JA, Terwee CB. The Dutch version of the Knee Injury and Osteoarthritis Outcome Score: a validation study. Health Qual Life Outcomes. 2008;6:16. Epub 2008/02/28.
  18. Haverkamp D, Sierevelt IN, Breugem SJ, Lohuis K, Blankevoort L, van Dijk CN. Translation and validation of the Dutch version of the International Knee Documentation Committee Subjective Knee Form. Am J Sports Med. 2006;34(10):1680-4. Epub 2006/07/04.
  19. Tegner Y, Lysholm J. Rating systems in the evaluation of knee ligament injuries. Clin Orthop Relat Res. 1985(198):43-9. Epub 1985/09/01.
  20. Ferrari JD, Bach BR. Isolated anterior cruciate ligament injury. In: Lippincot WW, editor. Chapman‘s Orthopedic Surgery. Philadelphia2001.
  21. Daniel DM, Fithian DC. Indications for ACL surgery. Arthroscopy. 1994;10(4):434-41. Epub 1994/08/01.
  22. Sloane PA, Brazier H, Murphy AW, Collins T. Evidence based medicine in clinical practice: how to advise patients on the influence of age on the outcome of surgical anterior cruciate ligament reconstruction: a review of the literature. Br J Sports Med. 2002;36(3):200-3; discussion 4. Epub 2002/06/11.
  23. Dunn WR, Lyman S, Lincoln AE, Amoroso PJ, Wickiewicz T, Marx RG. The effect of anterior cruciate ligament reconstruction on the risk of knee reinjury. Am J Sports Med. 2004;32(8):1906-14. Epub 2004/12/02.
  24. Meuffels DE, Favejee MM, Vissers MM, Heijboer MP, Reijman M, Verhaar JA. Ten year follow-up study comparing conservative versus operative treatment of anterior cruciate ligament ruptures. A matched-pair
  25. Fithian DC, Paxton EW, Stone ML, Luetzow WF, Csintalan RP, Phelan D, et al. Prospective trial of a treatment algorithm for the management of the anterior cruciate ligament-injured knee. Am J Sports Med. 2005;33(3):335-46. Epub 2005/02/18.
  26. Meunier A, Odensten M, Good L. Long-term results after primary repair or non-surgical treatment of anterior cruciate ligament rupture: a randomized study with a 15-year follow-up. Scand J Med Sci Sports. 2007;17(3):230-7. Epub 2007/05/16.
  27. Salmon L, Russell V, Musgrove T, Pinczewski L, Refshauge K. Incidence and risk factors for graft rupture and contralateral rupture after anterior cruciate ligament reconstruction. Arthroscopy. 2005;21(8):948-57. Epub 2005/08/09.
  28. Fink C, Hoser C, Hackl W, Navarro RA, Benedetto KP. Long-term outcome of operative or nonoperative treatment of anterior cruciate ligament rupture--is sports activity a determining variable? Int J Sports Med. 2001;22(4):304-9. Epub 2001/06/21.
  29. Mauro CS, Irrgang JJ, Williams BA, Harner CD. Loss of extension following anterior cruciate ligament reconstruction: analysis of incidence and etiology using IKDC criteria. Arthroscopy. 2008;24(2):146-53. Epub 2008/02/02.
  30. Eitzen I, Holm I, Risberg MA. Preoperative quadriceps strength is a significant predictor of knee function two years after anterior cruciate ligament reconstruction. Br J Sports Med. 2009;43(5):371-6. Epub 2009/02/20.
  31. de Jong SN, van Caspel DR, van Haeff MJ, Saris DB. Functional assessment and muscle strength before and after reconstruction of chronic anterior cruciate ligament lesions. Arthroscopy. 2007;23(1):21-8, 8 e1-3. Epub 2007/01/11.
  32. Hunter RE, Mastrangelo J, Freeman JR, Purnell ML, Jones RH. The impact of surgical timing on postoperative motion and stability following anterior cruciate ligament reconstruction. Arthroscopy. 1996;12(6):667-74. Epub 1996/12/01.
  33. Cosgarea AJ, Sebastianelli WJ, DeHaven KE. Prevention of arthrofibrosis after anterior cruciate ligament reconstruction using the central third patellar tendon autograft. Am J Sports Med. 1995;23(1):87-92. Epub 1995/01/01.
  34. Shelbourne KD, Wilckens JH, Mollabashy A, DeCarlo M. Arthrofibrosis in acute anterior cruciate ligament reconstruction. The effect of timing of reconstruction and rehabilitation. Am J Sports Med. 1991;19(4):332-6. Epub 1991/07/01.
  35. Wasilewski SA, Covall DJ, Cohen S. Effect of surgical timing on recovery and associated injuries after anterior cruciate ligament reconstruction. Am J Sports Med. 1993;21(3):338-42. Epub 1993/05/01.
  36. Cipolla M, Scala A, Gianni E, Puddu G. Different patterns of meniscal tears in acute anterior cruciate ligament (ACL) ruptures and in chronic ACL-deficient knees. Classification, staging and timing of treatment. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 1995;3(3):130-4. Epub 1995/01/01.
  37. Carey JL, Dunn WR, Dahm DL, Zeger SL, Spindler KP. A systematic review of anterior cruciate ligament reconstruction with autograft compared with allograft. J Bone Joint Surg Am. 2009;91(9):2242-50. Epub 2009/09/03.
  38. Poolman RW, Abouali JA, Conter HJ, Bhandari M. Overlapping systematic reviews of anterior cruciate ligament reconstruction comparing hamstring autograft with bone-patellar tendon-bone autograft: why are they different? J Bone Joint Surg Am. 2007;89(7):1542-52. Epub 2007/07/04.
  39. Zatterstrom R, Friden T, Lindstrand A, Moritz U. Rehabilitation following acute anterior cruciate ligament injuries--a 12-month follow-up of a randomized clinical trial. Scand J Med Sci Sports. 2000;10(3):156-63. Epub 2000/06/08.
  40. Zatterstrom R, Friden T, Lindstrand A, Moritz U. Early rehabilitation of acute anterior cruciate ligament injury--a randomized clinical trial. Scand J Med Sci Sports. 1998;8(3):154-9. Epub 1998/07/11.
  41. Trees AH, Howe TE, Dixon J, White L. Exercise for treating isolated anterior cruciate ligament injuries in adults. Cochrane Database Syst Rev. 2005(4):CD005316. Epub 2005/10/20.
  42. Fitzgerald GK, Axe MJ, Snyder-Mackler L. The efficacy of perturbation training in nonoperative anterior cruciate ligament rehabilitation programs for physical active individuals. Phys Ther. 2000;80(2):128-40. Epub 2000/02/02.
  43. Cooper RL, Taylor NF, Feller JA. A systematic review of the effect of proprioceptive and balance exercises on people with an injured or reconstructed anterior cruciate ligament. Res Sports Med. 2005;13(2):163-78. Epub 2006/01/06.
  44. Risberg MA, Holm I, Myklebust G, Engebretsen L. Neuromuscular training versus strength training during first 6 months after anterior cruciate ligament reconstruction: a randomized clinical trial. Phys Ther. 2007;87(6):737-50. Epub 2007/04/20.
  45. Perry MC, Morrissey MC, King JB, Morrissey D, Earnshaw P. Effects of closed versus open kinetic chain knee extensor resistance training on knee laxity and leg function in patients during the 8- to 14-week post-operative period after anterior cruciate ligament reconstruction. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 2005;13(5):357-69. Epub 2005/01/29.
  46. Tagesson S, Oberg B, Good L, Kvist J. A comprehensive rehabilitation program with quadriceps strengthening in closed versus open kinetic chain exercise in patients with anterior cruciate ligament deficiency: a randomized clinical trial evaluating dynamic tibial translation and muscle function. Am J Sports Med. 2008;36(2):298-307. Epub 2007/10/18.
  47. Andersson D, Samuelsson K, Karlsson J. Treatment of anterior cruciate ligament injuries with special reference to surgical technique and rehabilitation: an assessment of randomized controlled trials. Arthroscopy. 2009;25(6):653-85. Epub 2009/06/09.
  48. Wright RW, Preston E, Fleming BC, Amendola A, Andrish JT, Bergfeld JA, et al. A systematic review of anterior cruciate ligament reconstruction rehabilitation: part II: open versus closed kinetic chain exercises, neuromuscular electrical stimulation, accelerated rehabilitation, and miscellaneous topics. J Knee Surg. 2008;21(3):225-34. Epub 2008/08/09.
  49. Trees AH, Howe TE, Dixon J, White L. Exercise for treating isolated anterior cruciate ligament injuries in adults. [Review] [56 refs]. Cochrane Database of Systematic Reviews (4):CD005316, 2005 2005;(4):CD005316.
  50. Heijne A, Werner S. Early versus late start of open kinetic chain quadriceps exercises after ACL reconstruction with patellar tendon or hamstring grafts: a prospective randomized outcome study. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 2007;15(4):402-14. Epub 2007/01/16.
  51. Swirtun LR, Jansson A, Renstrom P. The effects of a functional knee brace during early treatment of patients with a nonoperated acute anterior cruciate ligament tear: a prospective randomized study. Clin J Sport Med. 2005;15(5):299-304. Epub 2005/09/16.
  52. Lam RY, Ng GY, Chien EP. Does wearing a functional knee brace affect hamstring reflex time in subjects with anterior cruciate ligament deficiency during muscle fatigue? Arch Phys Med Rehabil. 2002;83(7):1009-12. Epub 2002/07/05.
  53. Lu TW, Lin HC, Hsu HC. Influence of functional bracing on the kinetics of anterior cruciate ligament-injured knees during level walking. Clin Biomech (Bristol, Avon). 2006;21(5):517-24. Epub 2006/02/24.
  54. Smith J, Malanga GA, Yu B, An KN. Effects of functional knee bracing on muscle-firing patterns about the chronic anterior cruciate ligament-deficient knee. Arch Phys Med Rehabil. 2003;84(11):1680-6. Epub 2003/11/26.
  55. Wright RW, Fetzer GB. Bracing after ACL reconstruction: a systematic review. Clin Orthop Relat Res. 2007;455:162-8. Epub 2007/02/07.
  56. Beynnon BD, Uh BS, Johnson RJ, Abate JA, Nichols CE, Fleming BC, et al. Rehabilitation after anterior cruciate ligament reconstruction: a prospective, randomized, double-blind comparison of programs administered over 2 different time intervals. American Journal of Sports Medicine 2005 Mar;33(3):347-59.