Woensdag 05 augustus 2015

Lichamelijke activiteit en oxidatieve stress bij ouderen

Veroudering gaat samen met een afname van de dagelijkse lichamelijke activiteit. Regelmatige lichaamsbeweging is een belangrijke factor voor de fysieke gezondheid. Een actieve levensstijl vertraagt mogelijk de met veroudering geassocieerde afname in lichamelijk functioneren, resulterend in een verhoogde kwaliteit van leven. Echter, een hoge lichamelijke activiteit gaat samen met een verhoging van de zuurstofopname, en kan zo resulteren in een verhoogde productie van reactieve zuurstofradicalen. Een situatie waarbij de intracellulaire reactieve zuurstofradicaalproductie stijgt, wordt oxidatieve stress genoemd.
Proefschrift, verschenen in Geneeskunde & Sport, 34, 5, 2001. E. Meijer. Trefwoorden: veroudering, lichaamsbeweging, zuurstof, trainingseffect

Veroudering gaat samen met een afname van de dagelijkse lichamelijke activiteit. Regelmatige lichaamsbeweging is een belangrijke factor voor de fysieke gezondheid. Een actieve levensstijl vertraagt mogelijk de met veroudering geassocieerde afname in lichamelijk functioneren, resulterend in een verhoogde kwaliteit van leven. Echter, een hoge lichamelijke activiteit gaat samen met een verhoging van de zuurstofopname, en kan zo resulteren in een verhoogde productie van reactieve zuurstofradicalen. Een situatie waarbij de intracellulaire reactieve zuurstofradicaalproductie stijgt, wordt oxidatieve stress genoemd. Dit proefschrift beschrijft de effecten van training op dagelijkse lichamelijke activiteit en inspanningsgeïnduceerde oxidatieve stress, waarbij gebruik is gemaakt van nieuwe methodes. Vóór, tijdens en na het trainingsprogramma werden de volgende variabelen gemeten: lichaamssamenstelling, energiegebruik in rust en tijdens de slaap (de zogenaamde ruststofwisseling), vetverbranding (respiratoir quotiënt), dagelijkse lichamelijke activiteit, lichamelijke fitheid (maximale zuurstofopnamecapaciteit), en inspanningsgeïnduceerde oxidatieve stress. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat: 1) een trainingsprogramma van middelmatige intensiteit resulteert in een daling van de niet-training geassocieerde activiteit; 2) training de relatieve vetverbranding bij personen met een lage initiële vetverbranding verhoogt, maar deze bij personen met een hoge initiële vetverbranding verlaagt; 3) het gemiddelde activiteitsniveau negatief wordt beïnvloed door de hoeveelheid tijd die men relatief spendeert aan activiteiten met een lage intensiteit. Desondanks wordt het activiteitsniveau bij ouderen niet verhoogd door participatie aan hoog intensieve activiteiten zoals sport; 4) submaximale inspanning, zoals gemeten met antipyrine oxidatie, oxidatieve stress induceert; 5) zowel training als antioxidant-vitaminesuppletie geen invloed heeft op deze inspanningsgeïnduceerde oxidatieve stress; 6) lichamelijk actieve ouderen een verminderde inspanningsgeïnduceerde oxidatieve stress hebben in vergelijking met inactieve ouderen. Regelmatige lichamelijke activiteit verbetert dus de antioxidatieve capaciteit.