Woensdag 30 september 2015
Talentbehoud van jonge topsporters is in Nederland belangrijk. Een gezondheidsklacht die veel voorkomt, vaak terugkomt en resulteert in beperkingen van prestaties zijn lage rugklachten. Een sport met mogelijk een verhoogd risico is schaatsen. De vraagstellingen zijn: 1) Wat is de 12-maands prevalentie van lage rugklachten bij jonge topschaatsers? 2) Zijn er sportgerelateerde factoren voor lage rugklachten bij jonge topschaatsers? Een cross-sectionele studie is uitgevoerd met een digitale vragenlijst bij 116 junioren van de gewestelijke baanselecties van de KNSB. 75 van de 116 schaatsers hebben de vragenlijst ingevuld (65%). De 12-maandsprevalentie van lage rugklachten bij jonge topschaatsers is 60%. Dit is twee tot drie keer zo hoog als bij hun leeftijdsgenoten. Sportgerelateerde factoren die samenhangen met het hebben van lage rugklachten bij jonge topschaatsers zijn het aantal trainingsuren (OR=1,1; 95%BI 1,0-1,2), de duur van de warming-up (OR=1,1; 95%BI 1,0-1,1) en het doen van Pilates (OR=4,1; 95%BI 1,1-15,7).
To prevent reduction of performance, the prevalence of low back pain (LBP) and self-reported associated factors among young elite speed skaters were studied. A questionnaire-based cross-sectional study was performed among 116 young elite speed skaters. 75 athletes responded (response rate 65%). The 12-month prevalence of LBP was 60%. In speed skating more training hours (OR=1.1; 95%CI 1.0-1.2), performance of Pilates (OR=4.1; 95%CI 1.1-15.7) and more time spent on warming up (OR=1.1; 95%CI 1.0-1.1) were associated with an increased risk of LBP. Prevalence of LBP among young elite speed skaters compared to the general age-related population was 2-3 times higher. To prevent onset and recurrence of LBP in young elite speed skaters, more attention should be given to these self-reported associated factors and prevention of LBP.
In Nederland zijn ongeveer 7000 wedstrijdschaatsers onder de 20 jaar. Een gezondheidsklacht die veel voorkomt, vaak terugkomt en resulteert in beperkingen van prestaties zijn lage rugklachten.1,8 Geschat wordt dat 70%-90% van de wereldpopulatie hier in hun leven last van krijgt.1,3 De etiologie van aspecifieke lage rugklachten is onbekend. Wel is bekend dat de prevalentie onder volwassenen hoog is en varieert tussen studies van 22% tot 65%.1,4,5 Fysieke activiteit lijkt het risico op lage rugklachten te verkleinen.6 Fysieke activiteit kan ook het risico op lage rugklachten vergroten volgens de ‘U-shaped exposure-response curve’ tussen fysieke activiteit en lage rugklachten.5,6 Dit betekent dat weinig en veel fysieke activiteit de kans op lage rugklachten vergroot. Het eenmaal hebben gehad van lage rugklachten vormt een belangrijk risico voor het recidiveren van lage rugklachten. Het recidiefpercentage varieert tussen de 60% en 77%.1,3,8 Het is dus belangrijk om de eerste keer dat rugklachten optreden zo veel mogelijk uit te stellen.
Talentbehoud van jonge schaatsers is in Nederland belangrijk. Preventie van gezondheidsklachten, zoals lage rugklachten, is daar een essentieel onderdeel van.
In deze studie wordt geprobeerd de volgende drie vragen te beantwoorden:
Er is een cross-sectionele studie uitgevoerd met een digitale vragenlijst bij jonge geselecteerde schaatsers in Nederland. In dit onderzoek zijn lage rugklachten gedefinieerd als een stijf, doof gevoel en/of pijn of ongemak in de lage rug gedurende minimaal één dag in de afgelopen twaalf maanden.9 Met de lage rug wordt bedoeld de regio tussen de onderste ribben en de bilplooien.
De deelnemers zijn schaatsers geselecteerd voor de gewesten van de Koninklijke Nederlandse Schaatsenrijders Bond (KNSB). De geselecteerden behoren tot de junioren A, B & C en de gewestelijke baanselecties. Dit betekent dat zij veelal dagelijks trainen en dat zij meedoen aan nationale en internationale wedstrijden. De deelnemers zijn tussen de 14 en de 25 jaar oud. Er zijn 116 schaatsers benaderd via hun gewestelijke trainers.
De vragenlijst werd samengesteld op basis van interviews met twee trainers van de gewesten Zuid-Holland en Noord-Holland van de KNSB, een literatuurstudie naar risicofactoren voor lage rugklachten en gevalideerde vragenlijsten over lage rugklachten (Standardised Nordic questionnaires for the analysis of musculoskeletal symptoms9, Acute Low Back Pain Screenings Questionnaire10, Oswestry disability questionnaire11,12, Roland-Morris disability questionnaire11,12 en Von Korff questionnaire13). Door de interviews werd meer kennis verkregen over de verschillende trainingsvormen, warming-up en cooling-down en ideeën van trainers over mogelijke risicofactoren voor het ontstaan van lage rugklachten. De vragenlijst bestond uit de volgende onderwerpen: demografische gegevens, sport, werk en lage rugklachten (tabel 1 en bijlage 1). De vragen afkomstig uit de gevalideerde vragenlijsten zijn psychometrisch getoetst: de referentie is vermeld in tabel 1. Voor de overige vragen is dat niet gebeurd. De aanname is dat deze eenvoudig te beantwoorden zijn voor de jonge geselecteerde schaatsers.
De vragenlijst is gedigitaliseerd met behulp van Nettailor lite (Netdesign.nl BV, 2009). Voordat de vragenlijst digitaal werd verstuurd, is deze gecontroleerd op uitvoerbaarheid, spelfouten en/of andere technische problemen. De link naar de vragenlijst is verstuurd naar de tien schaatstrainers van de acht gewesten van de KNSB (Friesland, Groningen, Drenthe, Noord-Holland/Utrecht, Zuid-Holland, Noord–Brabant/Limburg/Zeeland, Gelderland en Overijssel). De trainers hebben vervolgens de link doorgestuurd naar hun schaatsers. Om de respons zo hoog mogelijk te laten zijn, is driemaal een herinnering gestuurd aan de trainers en zijn de trainers één keer telefonisch benaderd.
De ingevulde vragenlijsten zijn via een beveiligde verbinding via het internet ingelezen in Excel en vervolgens overgezet naar SPSS. Voor alle analyses is SPSS versie 16.0 (SPSS Inc., 2007) gebruikt. De data in SPSS zijn steekproefsgewijs gecontroleerd door twee personen op fouten in invoer.
Om de eerste vraag naar de 12-maandsprevalentie van lage rugklachten bij schaatsers te beantwoorden is het percentage bepaald van de schaatsers die antwoordden één of meer dagen last te hebben gehad van lage rugklachten op de vraag: ‘Hoeveel dagen heb je de afgelopen 12 maanden in totaal last gehad van lage rugklachten?’ Er is onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen om eventuele verschillen in prevalentie op basis van sexe weer te geven. Voor de tweede vraag over de ernst van de lage rugklachten is het gemiddelde berekend van het cijfer dat de schaatsers gaven aan de ernst van hun lage rugklachten in de laatste episode. Dit was een getal tussen 0 (‘helemaal niet ernstig’) en 10 (‘heel ernstig’). Daarnaast is het percentage schaatsers vermeld dat last had van uitstraling van de klachten, dat beperkt werd in presteren en dat een (para)medicus had bezocht vanwege de lage rugklachten. De derde vraag over geassocieerde factoren voor het hebben van lage rugklachten is beantwoord door de Odds Ratio (OR) en het 95%-betrouwbaarheidsinterval (95%BI) te berekenen met logistische regressie. Daarbij zijn de persoonsgebonden, en sport- en werkgerelateerde factoren zoals vermeld in tabel 1 in het regressiemodel opgenomen. Schaatsers zonder lage rugklachten zijn de referentiepopulatie. Een p-waarde < 0,05 werd beschouwd als significant. Voor de derde onderzoeksvraag over wat schaatsers doen ter preventie van lage rugklachten is een top 3 naar frequentie van vermelding door de schaatsers opgesteld. Voor vraag 2 werd geen onderscheid gemaakt naar sexe omdat de groepsgrootte te klein werd. Voor vraag 3 is geen onderscheid gemaakt naar sexe omdat de trainingen vergelijkbaar zijn.
98 van de 116 schaatsers hebben de vragenlijst ingevuld (een responsepercentage van 84%). 23 schaatsers waren ouder dan 25 jaar of hadden de vragenlijst niet volledig ingevuld. Daarom zijn 75 schaatsers geïncludeerd in het onderzoek (65%) (tabel 2). De gemiddelde leeftijd van de schaatsers was 18 jaar, het gemiddelde gewicht was 67 kilo, de gemiddelde lichaamslengte was 177 cm en de gemiddelde BMI was 21.
60% (45/75) van de schaatsers heeft in de laatste 12 maanden rugklachten ervaren: bij de mannen 54% (20/37) en de vrouwen 66% (25/38) (tabel 3). Ze gaven gemiddeld een 4 voor de ernst van hun rugklachten in de laatste periode: mannen een 5 en vrouwen een 4. Uitstraling van de pijn rapporteerden 28% van de schaatsers: 18% van de mannen en 36% van de vrouwen. Bij de mannelijke schaatsers gaf 5% (1/20) aan regelmatig of altijd belemmerd te zijn in zijn prestaties door lage rugklachten. Bij de vrouwelijke schaatsers was dit 4% (1/25). 44% (20/45) van de schaatsers bracht een bezoek aan een (para)medicus voor hun lage rugklachten: 40% (8/20) van de mannen en 48% (12/25) van vrouwen.
Schaatsers met lage rugklachten (18 jaar) waren gemiddeld 1 jaar ouder dan schaatsers zonder lage rugklachten (17 jaar) (OR=1,4; 95%BI 1,1-1,9) (tabel 4). Het gemiddelde aantal trainingsuren voor schaatsers met lage rugklachten (16,6 uur per week) was 5 uur hoger per week dan het gemiddelde aantal trainingsuren voor schaatsers zonder rugklachten (11,5 uur per week) (OR=1,1; 95%BI 1,0-1,2). De gemiddelde duur van de warming-up was voor schaatsers met lage rugklachten (30 minuten) 8 minuten langer dan voor schaatser zonder lage rugklachten (22 minuten) (OR=1,1; 95%BI 1,0-1,1). Schaatsers met lage rugklachten doen vaker Pilates oefeningen (82% (14/17)) dan schaatsers zonder lage rugklachten (53% (31/58)) (OR=4,1; 95% BI 1,1-15,7; ja versus nee).
Er is geen verband gevonden tussen geslacht, BMI, specialisatie (500, 1000, 1500, 3000 en 5000 meter), werk, fysieke zwaarte van het werk, tevredenheid over eigen prestaties en teamprestaties, tevredenheid over begeleiding, cooling-down, de ondergrond bij het hardlopen, het aantal wedstrijden per maand, aantal jaar schaatservaring, core-stability, krachttraining, hardlopen, duurtraining, sprinttraining, coördinatietraining, elastiektraining, fietsen, sprongtraining, skeeleren, short-tracktraining en valpartijen en het vóórkomen van lage rugklachten in de afgelopen 12 maanden.
In de vragenlijst werd ook gevraagd wat schaatsers zelf doen aan preventie. Core-stability werd het meest genoemd (17/68 schaatsers, 25%), samen met buikspiertraining (17/68 schaatsers, 25%), en gevolgd door rekken (13/68, 19%).
De 12-maands prevalentie van lage rugklachten onder jonge topschaatsers was 60%. Wanneer deze prevalentie van lage rugklachten wordt vergeleken met de 12-maands prevalenties uit andere studies, dan blijkt deze twee- tot driemaal zo hoog te zijn in vergelijking met de algemene bevolking van vergelijkbare leeftijden. Lötters et al. vonden een 12-maands prevalentie van 22% onder werkende deelnemers jonger dan 35 jaar.17 Olsen et al. vonden een 12-maands prevalentie van 22% onder adolescenten met een gemiddelde leeftijd van 13,6 jaar4 en Graham et al. een 12-maandsprevalentie van 32% onder studenten met een gemiddelde leeftijd van 20,9 jaar1. Dit komt overeen met de review van Belagué et al. waarin de prevalentie van lage rugklachten onder jonge atleten hoger is dan van de algemene bevolking met dezelfde leeftijd.19 Deze hoge prevalentie ondersteunt de theorie van de ‘U-shaped exposure-respons curve’ tussen fysieke activiteit en lage rugklachten gevonden door Heneweer et al. en Adams et al.. 6,7
Het percentage topschaatsers dat een (para)medicus heeft geraadpleegd vanwege rugklachten in de laatste 12 maanden is 44%. Helaas ontbreken vergelijkbare cijfers voor leeftijdsgenoten in de algemene bevolking. Een schatter is het cijfer van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu over bezoeken van de algemene populatie aan de huisarts vanwege nek- en rugklachten: dit is 10% 20. Mogelijk is dat topschaatsers ook vaker een (para)medicus raadplegen vanwege hun rugklachten.
Wanneer de geassocieerde factoren in samenhang met lage rugklachten worden vergeleken met factoren uit andere studies, dan zijn er verschillen en overeenkomsten. Meest opvallend is de associatie tussen het doen van Pilates oefeningen en lage rugklachten (tabel 4). In deze studie werd een verhoogde prevalentie gevonden van lage rugklachten onder schaatsers die Pilates beoefenen. Verscheidene studies stellen dat het doen van Pilates lage rugklachten vermindert.22 Dit onderzoek is een cross-sectionele studie. Dit betekent dat geen onderscheid kan worden gemaakt tussen oorzaak en gevolg. Een verklaring kan zijn dat de onderzoeken naar de effectiviteit van Pilates niet zijn uitgevoerd bij jonge topsporters die veel trainen maar bij ouderen die minder fysiek actief zijn. Pilates is dan mogelijk minder effectief. Een mogelijk meer voor de hand liggende verklaring is dat schaatsers met lage rugklachten vaker Pilates doen. Eenzelfde verklaring geldt waarschijnlijk voor de langere duur van de warming-up door schaatsers met lage rugklachten.
Heneweer et al. en Adams et al. stelden dat ook te veel fysieke activiteit het risico op rugklachten vergroot.6,7 Verder is ook het buigen van de romp een risicofactor voor lage rugklachten.1,17 Dit verklaart mogelijk het toegenomen risico op lage rugklachten bij een groter aantal trainingsuren per week. Ook in de studie van Graham et al. werd een significant verband gevonden tussen het aantal trainingsuren per week en lage rugklachten.1
Doordat het aantal trainingsuren mogelijk niet lager kan zijn om prestaties te verbeteren, dient meer aandacht te worden besteed aan preventie. De meeste schaatsers doen aan core-stability training, buikspieroefeningen en rekken ter preventie van lage rugklachten. In deze studie vonden we geen effect van deze maatregelen. Een recente Cochrane review concludeerde dat er beperkt bewijs is dat ‘a mixture of back stretching, leg stretching, muscle contractions and muscle relaxation exercises are more effective than no intervention’ en bijdraagt aan de preventie van het recidiveren van lage rugklachten. Deze studies zijn niet uitgevoerd bij topsporters, maar in de algemene bevolking en veelal bij personen met chronische rugklachten. Op dit moment is niet bekend welke oefeningen nu wel of niet werkzaam zijn in bijvoorbeeld core-stability training.24 Meer aandacht dient dan ook te worden besteed aan welke oefeningen nu wel en niet effectief zijn ter preventie van lage rugklachten bij deze specifieke populatie van jonge topschaatsers.
Jonge schaatsers hebben twee tot drie maal zo veel rugklachten als hun leeftijdsgenoten. De prevalentie is 60%. Meer uren trainen als jonge schaatsers lijkt het risico op rugklachten te verhogen met 10%. Omdat de recidief kans op lage rugklachten hoog is en lage rugklachten sportprestaties beperken, dient meer aandacht te worden besteed aan welke sportspecifieke oefeningen in bijvoorbeeld Pilates, of core-stability training nu wel of niet effectief zijn ter preventie van lage rugklachten bij deze jonge topschaatsers. Door het cross-sectionele design van deze studie is namelijk niet aan te tonen of het doen van Pilates of vergelijkbare trainingsvormen een oorzaak of een gevolg is van lage rugklachten bij jonge topschaatsers.
Dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de hulp van en samenwerking met de participerende topsporters, trainers van de KNSB, Arie Koops, manager Topsport van de KNSB en Marieke Becker, sportarts van de KNSB.