Donderdag 08 juni 2017

Is er een relatie tussen heupbeweeglijkheid (ROM) en liespijn bij sporters?

De oorzaak van liespijn bij sporters is vaak onduidelijk en hoogstwaarschijnlijk speelt veelal een combinatie van factoren een rol. Ondanks dat de heup een rol kan spelen bij liespijn bij sporters, is de rol van heup-ROM onduidelijk. In relatie tot preventie- en herstelprogramma’s is hierover ook weinig bekend. Wat zegt de literatuur over de relatie van de heup-ROM en liespijn bij sporters? En als er een relatie wordt gelegd, wat betekent dit voor de praktijk?
Artikel rondom een in het BJSM verschenen review (april 2017) over de relatie tussen heup-ROM en liespijn bij sporters, geschreven door Nederlandse sportartsen en fysiotherapeuten. Kernwoorden: heup, ROM, liespijn, adductor, symphysis.

Nederlandse onderzoekers, waaronder sportfysiotherapeuten en sportartsen, publiceerden eind april 2017 een review in de British Journal of Medicine. Hun conclusie: Sporters die een lagere totale ROM (endo- en exorotatie) van beide heupen hebben tijdens de pre-seizoen screening, lopen een grotere kans op een liesblessure. Sporters met liespijn hebben een verminderde totale ROM van beide heupen in vergelijking met sporters zonder liespijn. De klinimetrische eigenschappen van de ROM-metingen stellen clinici echter niet in staat om op individueel niveau sporters aan te wijzen die op basis hiervan een hoger risico lopen. Dit stelt het uitvoeren van deze metingen met het oog op risico-inventarisatie dan ook ter discussie.

Liespijn

Liespijn komt veel voor bij sporten waarin explosieve bewegingen, (plotse) richtingswijzigingen en herhaaldelijk trappen en lijfcontact voorkomen. Ondanks dat het een veelvoorkomende blessure is, is de oorzaak lastig te achterhalen. De onderzoeksvragen in dit literatuuronderzoek waren tweeledig:

  1. Wordt in de literatuur een relatie gevonden tussen heup-ROM en liespijn bij sporters?
  2. Zo ja, hoe kunnen de sport(para)medici deze relatie in de praktijk interpreteren?

Conclusie 1: Er is een relatie tussen heup-ROM en liespijn

In de onderzochte literatuur vonden de auteurs een relatie  tussen (een verminderde) heup-ROM en liespijn, maar dan van de totale bewegingsuitslagen van beide heupen. Dit is zowel een risicofactor op het krijgen van liespijn als wel een bevinding die sporters met liespijn onderscheidt van sporters zonder liespijn. De hypothese is dat een verminderde heuprotatie ervoor zorgt dat de druk op/trekkracht aan de symphysis en omliggende weefsels in de liesregio toeneemt. Een kadaverstudie toonde aan dat een CAM-morfologie, die wordt geassocieerd met een verminderde interne rotatie van de heup, ook de trekkrachten op en de bewegingen van de symphysis vergroot. In een paper die na het literatuuronderzoek verscheen, blijkt dat de heup-ROM verminderd is aan de geblesseerde kant bij sporters die een langdurige adductor-gerelateerde liespijn hebben als dat op een sportspecifieke manier wordt gemeten.

Bij alle conclusies moet worden opgemerkt dat er in de onderzochte studies verschillende meetmethoden zijn gebruikt voor de heup-ROM. Hierbij is de kans op een overschatting van de ROM mogelijk, omdat compensaties van de lage rug en het bekken gemakkelijk optreden. In de meeste onderzoeken werden daarnaast de ROM-criteria niet genoemd. Hierdoor is het moeilijk om de gevonden waarden te extrapoleren.

Conclusie 2: Praktijkimplicaties

Omdat blijkt dat de totale ROM van beide heupen bij sporters met liespijn is verminderd, is het verbeteren van deze totale ROM als interventie aanbevolen. Als de verschillen met de ROM van voor het optreden van de liesblessure echter klein zijn, dan moet het verbeteren/vergroten van de ROM niet de enige interventie zijn. Hierbij moet worden opgemerkt dat het lastig is te bepalen welke sporters baat zullen hebben bij het vergroten van de heup-ROM.

Als je als behandelaar de ROM op verschillende meetmomenten bepaalt en een verschil constateert, dan zijn deze verschillen alleen van betekenis als deze  verschillen voor zowel de interne en externe rotatie (met flexie van de heup en knie) groter zijn dan 7°.

Het screenen op de heup-ROM lijkt niet van waarde om voor een individuele sporter te beoordelen of die op basis daarvan een grotere kans heeft op een liesblessure. Als er echter een groot links-rechtsverschil wordt gevonden in de lenigheid, dan zou nader onderzoek of preventieve maatregelen overwogen kunnen worden. Of dit effect heeft, is onduidelijk.

Wat zijn mede-veroorzakers van liespijn?

Uit eerder onderzoek blijkt dat er ook andere variabelen worden gevonden die samenhangen met een verhoogde kans op een liesblessure bij sporters, waaronder:

  • Eerdere liesblessure: een eerdere liesblessure vergroot de kans op een recidief;
  • Leeftijd: hoe ouder de sporter, hoe groter de kans op een liesblessure. Hierbij speelt het spelersniveau een bijkomstige rol: hoe hoger het niveau en hoe ouder de speler, hoe meer kans.

De onderzoekers bevelen aan deze bevindingen mee te nemen in toekomstige onderzoeken naar oorzaken van liespijn bij sporters.

Meer informatie

Deze systematic review is full-text te downloaden via  ‘Is lower hip range of motion a risk factor for groin pain in athletes? A systematic review with clinical applications’, British Journal of Sportsmedicine. 2017, Online first 21 April 2017.