Maandag 10 augustus 2015

Instabiliteit van de enkel

Enkelinstabiliteit komt in ongeveer 30 tot 40 procent van de patiënten voor na acuut enkelbandletsel. Bij het merendeel van deze patiënten is sprake van functionele instabiliteit. De patiënt klaagt over een onzeker gevoel bij lopen of sporten, pijn, zwelling en recidiverend zwikken. Bij lichamelijk en aanvullend onderzoek kan er echter ook sprake zijn van een stabiel enkelgewricht. In deze gevallen kunnen de klachten worden veroorzaakt door een gestoorde propriocepsis of zwakte van de peroneusmusculatuur.
Onderzoeksartikel, verschenen in Geneeskunde & Sport, 1, 2006. R. Krips, C.N. van Dijk. Trefwoorden: Sport & Geneeskunde, tenodese, propriocepsis, enkelband, distorsie, inversietrauma, enkel instabiliteit, pathofysiologie, therapie

Enkelinstabiliteit komt in ongeveer 30 tot 40 procent van de patiënten voor na acuut enkelbandletsel. Bij het merendeel van deze patiënten is sprake van functionele instabiliteit. De patiënt klaagt over een onzeker gevoel bij lopen of sporten, pijn, zwelling en recidiverend zwikken. Bij lichamelijk en aanvullend onderzoek kan er echter ook sprake zijn van een stabiel enkelgewricht. In deze gevallen kunnen de klachten worden veroorzaakt door een gestoorde propriocepsis of zwakte van de peroneusmusculatuur. In sommige gevallen is er sprake van mechanische instabiliteit ofwel laxiteit van de laterale enkelbanden. Hierdoor is er een (sub-)luxatie van de talus ten opzichte van de enkelvork mogelijk. Dit is niet alleen een voorachterwaartse verplaatsing van de talus ten opzichte van de tibia, maar ook een rotatoire. Deze rotatoire beweging wordt veroorzaakt door het intacte ligamentum deltoideum aan de mediale zijde van de enkel. Hiermee moet men rekening houden wanneer in de kliniek een voorste-schuifladetest wordt uitgevoerd. In de literatuur worden meer dan 60 verschillende procedures voor de operatieve behandeling van chronisch anterolaterale enkelinstabiliteit beschreven. Grofweg kan men deze onderverdelen in twee hoofdgroepen: anatomische reconstructies en tenodeses. In het geval van een tenodese wordt in de meeste gevallen de peroneus brevis of longus pees gebruikt, waarmee het bovenste en onderste spronggewricht worden overbrugd en gestabiliseerd. Een ander principe is anatomische reconstructie, waarbij de normale ligamentaire verhoudingen van de laterale enkelbanden worden hersteld om de originele biomechanische situatie van het laterale enkelbandencomplex te verkrijgen. Anatomische reconstructie van het ligamentum talo-fibulare anterius is technisch goed mogelijk omdat de originele inserties makkelijk terug te vinden zijn. Voor het ligamentum calcaneo-fibulare is dit minder eenvoudig. Met name de insertie op de calcaneus is lastig terug te vinden en vertoont veel interindividuele variatie. In vergelijking met de tenodese leidt anatomische reconstructie tot betere resultaten, met name wat betreft functionele en mechanische stabiliteit en de ontwikkeling van degeneratieve veranderingen in het enkelgewricht. Tegenwoordig is anatomische reconstructie de eerste keuze in de operatieve behandeling van enkelinstabiliteit.