Maandag 20 juli 2015
Training van patiënten met stabiel chronisch hartfalen kan leiden tot een verbetering van het inspanningsvermogen en de kwaliteit van leven. Aangezien parameters afgeleid van maximale inspanning sterk onder invloed staan van de motivatie van de patiënt, bestaat er behoefte aan objectieve submaximale parameters om trainingseffecten te meten bij deze patiënten. Zuurstofkinetiek beschrijft het verloop van de zuurstofopname bij aanvang of herstel van inspanning (respectievelijk onset- en offsetkinetiek). Enerzijds wordt deze bepaald door de snelheid van het stijgen of dalen van de hartminuutvolume-output en anderzijds door de metabole eigenschappen van de skeletspieren, welke door training gunstig kunnen worden beïnvloed. In deze pilotstudie is gekeken of parameters afgeleid van de zuurstofkinetiek gebruikt kunnen worden om het effect van een trainingsprogramma te kwantificeren bij patiënten met stabiel chronisch hartfalen op basis van systolische linkerventrikeldysfunctie, en om deze te vergelijken met andere eenvoudig te bepalen parameters zoals de hartslag bij aanvang en herstel van inspanning. Bij zes patiënten die het twaalf weken durend trainingsprogramma volledig doorliepen was het zuurstofopnamevermogen bij de anaërobe drempel en bij maximale inspanning significant verbeterd. De hartfrequentie bij submaximale inspanning en in de herstelfase na maximale inspanning veranderden niet. De offsetkinetiek na submaximale inspanning op 50% van de piek-VO2 verbeterde daarentegen wel significant. De resultaten van deze studie suggereren dat de offsetkinetiek van de zuurstofopname na submaximale inspanning, in tegenstelling tot de hartfrequentierespons, praktisch goed bruikbaar is om trainingseffecten te meten bij patiënten met stabiel chronisch hartfalen.