Vrijdag 07 augustus 2015
Waarom vinden sommige mensen het heerlijk om uren door het bos hard te lopen, terwijl andere mensen veel liever computeren of tv kijken? Worden deze verschillen tussen mensen bepaald door verschillen in hun omgeving of door verschillen in de erfelijke aanleg? Deze vragen vormen de kern van dit proefschrift. De invloed van genen blijkt gedurende het leven niet gelijk. De individuele verschillen in sportgedrag tussen kinderen hebben andere oorzaken dan verschillen in volwassen sportgedrag. Volwassen tweelingstudies tonen aan dat genetische factoren verschillen in sportgedrag verklaren. Erfelijkheid speelt in Europese landen een belangrijke rol bij de keuze voor een lichamelijk actief leven. Tot nu toe zijn er vijf genen gevonden die geassocieerd zijn met sportgedrag, wat een verklaring kan bieden voor dit verschil. In het proefschrift wordt verder onderzocht of er een relatie is tussen sportgedrag en psychologisch welbevinden en hoe die relatie tot stand komt. Een belangrijke hypothese daarbij, die tegen de volkswijsheid ingaat, is dat er wel een relatie bestaat maar dat deze niet oorzakelijk is. Verschillen tussen individuen in sportgedrag en psychologisch welbevinden zouden bijvoorbeeld deels verklaard kunnen worden door dezelfde set onderliggende genen. Ook wordt nagegaan of er erfelijke invloeden op welbevinden zijn. Ten slotte wordt getest of deze genetische invloeden op welbevinden overlappen met de erfelijke invloeden op sportgedrag. Het blijkt ten eerste dat verschillen in positief welbevinden tussen mensen deels verklaard kunnen worden door genen. Verder blijkt ook dat sporters meer tevreden zijn met hun leven en zich gelukkiger voelen dan mensen die niet sporten.