Woensdag 26 augustus 2015

Cijferfactsheet - Sportblessures door wielrennen

Een Cijferfactsheet over sportblessures door wielrennen, gepubliceerd in 2011, met als doelgroep onderzoekers, intermediairs, beleidsmedewerkers. De Cijferfactsheet is geschreven en uitgegeven door VeiligheidNL.

De Cijferfactsheet "Blessures tijdens wielrennen" voor onderzoekers, intermediairs en beleidsmedewerkers geeft informatie over sportblessures die ontstaan tijdens wielrennen. Het blessurerisico is bij wielrennen in het algemeen klein. De kans om op een Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) terecht te komen is eveneens klein, maar de kans dat het in dat geval om een ernstige blessure gaat is vrij groot: 19 procent van de wielrenners die op de SEH-afdeling terechtkomen wordt acuut opgenomen. Van SEH-bezoekers met een sportblessure wordt in het algemeen slechts vijf procent opgenomen in het ziekenhuis. Volgens het Letsel Informatie Systeem worden jaarlijks 1.900 sporters op een SEH-afdeling behandeld voor een wielerblessure. Dit is echter waarschijnlijk een onderregistratie. Aanvullend vragenlijstonderzoek onder de SEH-bezoekers in de periode 2003-2007 wijst uit dat 9 procent van alle fietsers op de SEH-afdeling, ongeveer 5.600, op een racefiets fietste en dus mogelijk aan het wielrennen was. In de meeste gevallen (91%) wordt de blessure veroorzaakt door een val van de fiets en in een klein deel van de gevallen (7%) doordat een wielrenner ergens tegenaan botst of geraakt wordt. De meest voorkomende blessures zijn blessures aan de armen (50%). Daarbij gaat het vaak om fracturen aan sleutelbeen of schouder (15%) of om luxaties van AC-gewricht of schouder (6%). Hoofdletsel is een probleem dat ondanks helmgebruik nog betrekkelijk veel (22%) voorkomt. Ongeveer één procent van de wielrenners op een SEH-afdeling heeft ernstig schedel- of hersenletsel opgelopen.