Maandag 06 juli 2015

Cardiologic aspects of endurance athletes

Sportcardioloog Jan Hoogsteen onderzocht de oorzaken van hartstilstand bij wielrenners en andere duursporters en inventariseerde andere hartafwijkingen bij deze atleten.

Sportcardioloog Jan Hoogsteen onderzocht de oorzaken van hartstilstand bij wielrenners en andere duursporters en inventariseerde andere hartafwijkingen bij deze atleten. Zijn conclusie: plotselinge hartdood is nauwelijks te voorkomen, maar een goed advies aan duursporters kan wel tegengaan dat andere klachten en symptomen erger worden. En aan dat laatste ontbreekt het nogal eens.
Het is voor een doorsnee-cardioloog niet altijd gemakkelijk om de specifieke klachten van sporters te herkennen. Het is niet het klassieke verhaal, dus er moet goed doorgevraagd worden. Wielrenners klagen bijvoorbeeld niet alleen over druk op de borst en kortademigheid, maar ook over meer zweten en duizeligheid. Het zijn symptomen die kunnen duiden op boezemritmestoornissen. Dit is de meest voorkomende hartaandoening onder atleten; één op de vijfhonderd sporters lijdt eraan. En, zo ontdekte Hoogsteen bij langjarig onderzoek onder duursporters, het kan op den duur overgaan in kamerfibrilleren, wat vaak leidt tot een hartstilstand en de dood. De sportcardioloog: ‘Mensen met zulke klachten moet je dus heel goed nakijken. Daarna kun je zo iemand als ieder ander behandelen.’

Uit de inventarisaties bleek dat aangeboren afwijkingen vaak een oorzaak zijn van plotselinge dood bij duursporters. ‘Sommigen hebben bijvoorbeeld afwijkingen aan de rechter hartkamer, of aan de kransslagaders.’ Iemand die niet intensief sport, kan soms prima met zo’n afwijking leven.

Het voorkómen van plotselinge dood is een haast 'onmogelijke zaak’ aldus Hoogsteen. ‘Je moet tweehonderdduizend mensen screenen om er tien met een risico te vinden; en van hen is er dan één die uiteindelijk zal overlijden.’ De cardioloog legt in zijn aanbevelingen daarom vooral de nadruk op het voorkomen van andere klachten: de eerdere ritmestoornissen en het sporthart. Dat laatste is een bekend probleem bij getrainde sporters, waarbij rusthartslag lager wordt en de hartspier verdikt. Uit Hoogsteens onderzoek bij 17- en 29-jarige wielrenners bleek dat hun sportharten nog geen klachten gaven, maar de vervorming van het hart werd wel uitgebreider.

Hoogsteen: ‘Bij een twintigjarige herstelt dit nog, maar kun je nagaan wat er gebeurt als je vijfenveertig bent.’ Advies op maat is dan nodig. ‘Als je een enorme dilatatie ziet, kun je beter geen duursport meer doen. En mensen die een hoge bloeddruk hebben, kunnen beter geen sport gaan doen met veel bloeddrukverhogende momenten, zoals wielrennen of gewichtheffen.’ Het proefschrift is dan ook bedoeld als een naslagwerk voor andere cardiologen. ‘Ik heb ze verstuurd naar alle sportartsen en cardiologen in het land; er zijn 1250 boekjes de deur uit gegaan.’